dinsdag 28 november 2023

Er is iets heel erg mis in Nederland!

 

Laatst bijgewerkt: 29-11-2023 om 0.07

 

Op dit moment dreigt Wilders premier te worden van Nederland. Zijn PVV is de grootste partij geworden bij de recente verkiezingen voor de Tweede Kamer. Hoe krijgt die man dat voor elkaar?

Volgens wat ik in de krant las, heeft hij naar het oordeel van de kijkers de laatste 4 tv-debatten ruimschoots gewonnen. Hij vertelt zijn publiek, wat het graag horen en geloven wil en maakt van tijd tot tijd een grapje.

De implicatie van dat succes is dat het Nederlandse publiek in doorsnee steeds onbenulliger wordt. Wanneer je een snake-oil-salesman niet herkent als een gevaarlijke mooiprater, dan is er met je intellect iets mis.

Eigenlijk zeg ik het verkeerd. Met het aangeboren intelligentievermogen is vermoedelijk weinig mis. Maar wat er aanwezig was aan verstandelijke vermogens bij aanvang, is vervolgens niet ontwikkeld. Het kind is terechtgekomen in een cultuur van eindeloos gebabbel en dom staren naar een schermpje met flitsende beelden.

Meer technisch: men heeft moeite met helder denken. Men scoort hoog op bevooroordeeldheid. Bij teksten van enige complexiteit lukt het niet meer, daar doorheen te kijken.

Klopt dat idee?

In de Volkskrant van zaterdag 25 november 2023 stond een paginagroot artikel over iemand die recent gepromoveerd is op populisme. Allereerst krijg ik via het artikel geen duidelijkheid. Wat is er nu precies waargenomen, wat is er precies gevonden? Ik verzand in een hoop populair gebabbel. Ook meerdere malen lezen brengen me niet verder.

Maar we leven in een tijd met internet. Ik haal dus de pdf met het proefschrift op. Het begint met een keurige abstract, waar ik ook na meerdere keren lezen geen vat op krijg. Ik laat hier de titel met de samenvatting volgen.

"Why do European citizens support populism?
A comparative study of demand-side and supply-side explanations

European democracies have witnessed the progressive affirmation of populist parties in the last two decades. This thesis draws from the suggestions of the theoretical literature on populism to study why European citizens support populist parties. In doing so, the aim of this thesis is twofold: on the one hand, it applies the ideational approach to populism to investigate support for populism from a comparative perspective; on the other hand, it seeks to understand how demandside and supply-side factors contribute to explaining the cross-country and temporal heterogeneity in their electoral performances. This thesis focuses on two demand-side factors (i.e., social marginalisation and sociotropic concerns about economy) and two factors of the supplyside (i.e., liberal institutional arrangements and party competition).
The results show that, first, populist parties attract significant support from citizens perceiving socially marginalised, especially in wealthy and globalised contexts; whereas sociotropic concerns about economy do not lead to higher support for populism. Second, liberal institutional arrangements increase the anti-institutional appeal of populist parties; whereas party competition on a core element of the far-right populist ideology (nativism) does not affect support for far-right populism to a great extent. This thesis shows that an approach that integrates both demand and supply side perspectives is beneficial to understand the reasons underlying support for populism.''

 

Het abstract begint met een stelling waarin 'Europese democratieën' worden opgevoerd als persoon. Vervolgens krijg je allerhande beweringen over wat het proefschrift probeert. En dan pats boem, daar hebben we opeens de resultaten en ja, die laten zien ...! Dit is onderzoek van iemand die kennelijk geen flauw idee heeft, hoe empirisch onderzoek gaat.

Dan het proefschrift zelf. Het proza klinkt wetenschappelijk, leest moeilijk en ik kan er inhoudelijk geen touw aan vastknopen. Natuurlijk geef ik het  na mijn eerste poging niet op. Ik blijf nog een tijdje wanhopig proberen. Maar het resultaat is steeds hetzelfde.

Wanneer je als empirisch wetenschapper denkt iets belangrijks gevonden te hebben, presenteer je je data in de vorm van grafieken en gemiddelden of correlaties. Op zo'n manier dat een geïnteresseerde middelbare school scholier het in beginsel kan volgen. Wel, zo'n soort wetenschapper was dit dus duidelijk niet.

Is dat erg? Het is misschien van alle tijden. Op het gebied van discriminatie heb je een leger van alfa-wetenschappers en slechts een zeldzame bèta. Alfa-wetenschappers hebben een totaal ander idee van 'onderzoek' dan bèta's.

Maar als je dan door een landelijk dagblad daar een paginagroot artikel over voorgeschoteld krijgt, zonder een enkele kritische opmerking, dan is er kennelijk toch iets mis in ons land. Want zo'n krantenartikel wordt door een veel groter publiek gelezen en zou belangrijk leesbaarder moeten zijn dan het proefschrift.

Wat er mis is in ons land, zit niet in de falende woningbouw. Het zit niet in het instortende zorgsysteem. Het zit niet in het leger dat overwegend niet meer bestaat. Nee, het zit in de hoofden van de Nederlanders, van de mensen die in Nederland wonen.

Of beter geformuleerd: het gaat om wat er niet in die hoofden zit. Je zou kunnen zeggen: in die hoofden ontbreekt het kritisch vermogen om door taal heen te kijken. Het zijn hoofden die moeiteloos borrelpraat na borrelpraat produceren, die overal een meing over hebben als het zo uitkomt, maar die kennelijk geen idee hebben, wat er precies beweerd wordt.

Natuurlijk, dit is maar één proefschrift en het is maar één krantenartikel, dus als er tegenover dit ene proefschrift en dit ene krantenartikel honderd gedegen stukken werk zouden staan, dan zou ik selectief focussen op dat ene beroerde proefschrift en dat ene krantenartikel. Maar zo is het niet. Beide zijn heel erg doorsnee, heel erg gewoon, totaal niet bijzonder.

Dan blijft er maar een mogelijke conclusie over. Dat kan alleen, als er in ons land met de inhoud van die hoofden in doorsnee iets heel erg mis is!

Ik bedoel dat niet als een wilde kreet, maar als een toetsbare uitspraak.

Ik zou willen dat ik ongelijk heb, helaas durf ik de uitkomst wel te voorspellen, want we hebben op dat gebied eerder data verzameld op dit punt bij hbo-studenten. Het meetinstrument dat we hanteerden bleek goed betrouwbaar, maar het gemiddelde dat we vonden, gaf reden tot zorg.

Men scoorde op de meerkeuze-items gemiddeld onder de toevalsscore. Wanneer men volstrekt willekeurig een alternatief had gekozen, was de betrouwbaarheid slecht geweest, maar het gemiddelde een stuk hoger. De toets liet zien dat de studenten vooral het foute alternatief zagen als juist. Ze dachten, dat dat wat niet klopte, waar moest zijn.















 




 

zondag 26 november 2023

De honderdste blogpost dit jaar!

 

Laatst bijgewerkt: 29-11-2023 om 0.20

 

De vorige blogpost was de honderdste gepubliceerde op deze blog dit jaar. Een behoorlijk aantal, dat neerkomt op bijna 2 per week. Je kunt dat aantal vergelijken met het aantal posts in eerdere jaren en dan zie je, dan het meer was dan voorgaande jaren.

De jaren met de meeste gepubliceerde posts waren 2019 en 2018. In 2019 verschenen 81 posts, in 2018 verschenen 79 posts.

Het jaar met de minste gepubliceerde posts was 2016, toen verschenen slechts 8 posts. Maar in feite ging het toen slechts om een deel van het jaar, want in dat jaar startte ik met deze blog. Ook als je daar rekening mee houdt, was het aantal gepubliceerde posts het eerste jaar bescheiden. Ook in het tweede jaar (2017), verschenen slechts een klein aantal (16) posts.

Wanneer ik de huidige blogpost meetel, zijn er tot nu toe in totaal 382 posts gepubliceerd. Wanneer ik het aantal jaren van bestaan op 7,5 stel, komt dat neer op iets meer dan 50 posts per jaar.

Het doel was echter nooit een bepaald aantal posts per jaar te publiceren. Ook was het doel nooit een groot publiek te trekken door dat naar de mond te praten. Het doel was op het gebied van discriminatie inhoudelijk verder te komen.

Om dat te bereiken, moet je erover schrijven. Door erover te schrijven, dwing je jezelf je gedachten te formuleren, te ordenen, te verbeteren en te toetsen. Mijn ervaringen met mijn travestie-blog hadden me geleerd dat je op deze manier snelle vooruitgang kunt realiseren.

Het begin van deze blog valt niet samen met het tijdstip waarop ik me meer dan fulltime op het probleem van discriminatie stortte. Dat was medio 2014,  toen de RUG een heksenjacht op mijn vrouw en mij opende als pas gepromoveerden. Men had kennelijk het idee dat een 'foute' man zoals ik met mijn transgender-achtergrond niet gepromoveerd behoorde te zijn.

In de literatuur staat een dergelijke heksenjacht waarbij een groep mensen jacht maakt op een of meer individuën met het doel die te beschadigen, ten val te brengen en mogelijk erger, bekend als 'mini-holocaust'. Het belangrijkste bij een mini-holocaust is dat je het overleeft en gezond blijft. Dat lukt lang niet altijd, maar mijn vrouw en mij lukte dat, hoewel het soms kantje boord was.

Wanneer je als psycholoog een mini-holocaust meemaakt (in de rol van slachtoffer) is dat natuurlijk niet leuk, het is bedreigend. Tegelijkertijd is het ook leerzaam en interessant. Je maakt een groep mensen mee, die door het dolle heen zijn. Die maar één ding willen: jou en alles wat bij je hoort, beschadigen en liefst erger. Deze reeks gebeurtenissen (die ik elders uitvoerig beschreven heb) motiveerden me om me op volle kracht in die ogenschijnlijk vreemde gebeurtenissen te verdiepen.

Het voorgaande betekent dat ik me inmiddels meer dan 9 jaar gericht met het onderwerp discriminatie bezighoud. In de eerste jaren na medio 2014 meer dan full time, in latere jaren wat minder.

Ook voor 2014 had ik me echter al verdiept in problemen betreffende discriminatie. Als transgender was ik al jong uit de kast gekomen (rond 1970) en daardoor had ik op dit gebied wel het een en ander meegemaakt. Je zou kunnen zeggen dat ik daardoor wat een 'ervaringsdeskundige' ben, maar als empirisch wetenschapper moet je achterdochtig zijn bij het woord 'deskundigen'. De Natuur heeft de vervelende gewoonte zich van dat soort mensen soms akelig weinig aan te trekken. Of zoals een bioloog formuleerde: je ziet maar weer, deze vogels lezen de handboeken niet. Een bepaalde mate van persoonlijke ervaring maakt het onderwerp echter een stuk minder abstract.

Er waren in de vele jaren van mijn leven voorafgaand aan 2014 natuurlijk meer zaken, die een rol speelden bij mijn aanpak van het discriminatie-probleem. Voor deze blogpost voert dat echter te ver.

Als je dus consequent denkt, heeft dat getal van 100 niet zoveel betekenis. Toch is het niet verkeerd. Het betekent dat ik regelmatig iets schrijf en produceer over dat grote en belangrijke onderwerp. Dat is geen garantie dat je altijd verstandige dingen schrijft, maar het is beter dan niks. Want als je niet schrijft, zodat anderen het kunnen lezen en eventueel kritiek kunnen leveren, blijf je hangen in je eigen heerlijke, vage gedachten.

De grote variabele die uit het empirische discriminatie-onderzoek naar boven komt, is: bevooroordeeldheid. Maar wat is dat precies? En heeft dat consequenties voor deze blog?

Het grote onderscheid is het onderscheid dat we globaal ook terugvinden tussen de alfawetenschappen en de bètawetenschappen. Het grote onderscheid is het criterium, dat je hanteert voor het beoordelen van uitspraken. Het alfa-criterium is dat wat de groep vindt (of haar leiders). Het bèta-criterium is dat wat de harde Natuur zegt of kenbaar maakt. Voor die twee manieren van denken geldt: '... and never the twain shall meet."

Het uiteindelijke oordeel over mijn blogposts is als het ware aan de harde werkelijkheid, eventueel aan degenen die bereid zijn die harde werkelijkheid als enig zaligmakend criterium te omarmen. Wat ik beweer klopt of het klopt niet. Je streeft naar het eerste en vreest voor het tweede.

De andere kant van bevooroordeeldheid kennen we als borrelpraat, als iets snel de ruimte ingooien om sociaal te scoren. Wel, met dat snel de ruimte ingooien lijkt het bij mijn blog soms wel wat mee te vallen. De honderdste blogpost dit jaar werd door mij gepubliceerd op 15 november. Op 26 november bracht ik er nog een verbetering in aan. Dat betekent dat ik gedurende anderhalve week de eerste gepubliceerde versie nog geprobeerd heb te verbeteren.

Heeft dat zin? Hoe korter en helderder je zo'n beschrijving maakt van wat het empirische onderzoek heeft opgeleverd, hoe beter. Alleen op die manier zie je wat er niet klopt, wat er ontbreekt en wat er wel gevonden is. Pas door iets eindeloos te herkauwen, proef je de onverteerbare delen.

Dat levert ook een bruikbaar criterium op om bevooroordeelde teksten te onderscheiden van onbevooroordeelde teksten. Fascisten praten en schrijven belangrijk anders dan niet-fascisten! Bevooroordeelde geesten praten en schrijven totaal anders dan onbevooroordeelde geesten. Daardoor is het mogelijk op basis van een tekst de mate van bevooroordeeldheid te voorspellen van de schrijver van die tekst. In mijn volgende blogpost probeer ik dat principe toe te passen.








woensdag 15 november 2023

De wetenschap die begon met het meten van antisemitisme, in 13 punten

 

Laatst bijgewerkt: 26-11-2023 om 13.12

 

We hebben het liever niet over 'Jodenhaat', 'antisemitisme' klinkt beter. Dat was ooit de reden om dat woord te verzinnen. Fijn is ook, dat het minder concreet is. Bij het woord 'Jodenhaat' denk je al snel aan iemand die Joden haat. Antisemitisme is meer iets dat er gewoon is. We hebben niet langer het akelige idee, dat bepaalde mensen het met zich meedragen.

De wetenschappers die begonnen met het empirische onderzoek van antisemitisme dachten echter precies omgekeerd. Ze dachten dat 'antisemitisme' een vaag woord was. Om er wat aan te hebben, moest je het kunnen meten. En verder geloofden ze, dat antisemitisme niet in de lucht zweefde, maar dat bepaalde mensen het in zich hadden als een soort geloof. Ze dachten verder, dat als je een vragenlijst over Joden voorlegt aan mensen, de antisemieten zich wel zouden openbaren.

Het idee dat je antisemitisme kunt bestuderen door mensen een vragenlijst in te laten vullen, bestaat nog maar kort. Toen in bezet Europa de Holocaust woedde, kwam een Amerikaanse club Joden op een bizar idee. Hoe konden ze de Joden in Europa helpen? Waarom werden Joden al eeuwenlang vervolgd? Wetenschap was er toch om praktische problemen op te lossen? Welnu, hier was een praktisch probleem!

Ze organiseerden de benodigde gelden en gaven nog tijdens de oorlog opdracht aan een stel wetenschappers het probleem te onderzoeken. Dit resulteerde in 1950 in het boek: The Authoritarian Personality. Een te dik boek met nogal sterk verschillende bijdragen. Het boek is niet consistent, bevat onjuistheden en is vaak wollig. Achteraf bezien, heeft mogelijk nooit iemand de moeite genomen het helemaal door te worstelen. Toch vormt dit boek het begin van het empirische onderzoek naar antisemitisme.

Antisemitisme lijkt een beperkt verschijnsel. Joden vormen maar een relatief kleine groep. Je verwacht dat het aantal mensen dat Joden werkelijk haat, daardoor zal meevallen. Het onderzoek leerde precies het tegenovergestelde. Wat klein leek te beginnen, werd groter en groter. Tot het tenslotte iets werd dat aan de ene kant de mensheid verdeelt in twee grote kampen. Aan de andere kant werd het iets dat iedereen van nature in zich heeft.

Wat klein begon, is uitgegroeid tot het empirisch onderzoek van vooroordelen, discriminatie, agressie en oorlog. Eigenlijk formuleer ik het dan fout. Daar gaat het strikt genomen niet over. Het gaat over de vraag: welke mensen laten zich in hun denken en gedrag leiden door vooroordelen? Welke mensen discrimineren? Welke mensen zien geweld als oplossing voor hun problemen? Welke mensen geloven in eeuwige strijd en dromen van oorlog? En omgekeerd: wie doen dat niet?

De basis van het empirische onderzoek was een simpel idee. Vermoedelijk is het begonnen als een simpele waarneming. Joodse wetenschappers in nazi-Duitsland hadden zich gerealiseerd, dat lang niet iedereen nazi was. Het leken steeds bepaalde mensen te zijn, die Hitler zagen als redder en verlosser. Dat simpele idee was de basis voor het onderzoek. 

Waar het om ging, was te achterhalen op welke punten de Hitler-enthousiasten verschilden van de mensen die Hitler niet zagen zitten. Welke kenmerken maakten een mens tot een nazi? Tot een 'fascist'? Daar bedoel ik mee: iemand met enthousiasme voor de strongman (dictator).

Dan was er een tweede belangrijk idee. De onderzoekers geloofden niet dat fascisme iets was, dat beperkt was tot Duitsland. Ze geloofden dat je overal ter wereld mensen kon vinden, die een eventuele strongman graag op het schild zouden hijsen. Fascisten had je overal!

Wat begon met het empirisch bestuderen van haat jegens Joden, is tenslotte uitgegroeid tot op onderzoek gebaseerde kennis over het grote probleem dat de mensheid al duizenden jaren teistert: de onstuitbare zucht naar macht en geweld, die mensen vaak in zich meedragen. Het probleem dat al in de Bijbel beschreven staat met het verhaal over Kaïn en Abel. Abel was een succesvolle boer, maar Kaïn had daar het geduld niet voor. Daarom sloeg hij Abel dood.

Als je broer beter is dan jij, vermoord je hem gewoon. Daarna is dat probleem opgelost. Op basis van wat we nu weten over strongmen en hun volgelingen,  beschrijft dat hun manier van denken. Het begint met het gevoel dat de ander meer heeft. Dat voelt als gemeen en oneerlijk. Dat gevoel groeit uit tot haat. Die haat wordt tenslotte omgezet in actie. In eerste instantie levert die actie het gewenste resultaat. De bron van het foute gevoel is verdreven of vermoord. tenslotte wordt echter vaak de Bijbelse spreuk waarheid: wie het zwaard hanteert, zal door het zwaard omkomen! Uiteindelijk stort de samenleving die geweld omarmt en ziet als oplossing van alle problemen, in. Uiteindelijk levert de vlucht in geweld niets meer op en is het voorbij.

 

Terug naar de wetenschap. Wat heeft het empirische onderzoek naar 'antisemitisme' tot nu toe opgeleverd?

1. De auteurs van The Authoritarian Personality konden na jaren onderzoek in 1950 berichten over een vragenlijst waarmee ze negatieve sentimenten bij hun overwegend Amerikaanse respondenten geprobeerd hadden te meten. Die meting bleek te lukken. De vragenlijst leverde een betrouwbare score op. Mensen konden op basis van hun score betrouwbaar ingedeeld worden als wel of niet haatdragend of iets daartussenin.

Wat betekent dat? Jodenhaat is een persoonskenmerk, een karaktertrek. Iedere persoon heeft het in meer of mindere mate. Sommige mensen hebben veel, anderen hebben het niet of amper, de meeste mensen vallen tussen beide uitersten in. De mate waarin men Joden haat, ligt voor iedere persoon vast en kan niet eenvoudig worden gewijzigd. Het is niet wat men toevallig doet, het is hoe men denkt en inelkaar zit.

2. Daarna hebben de onderzoekers geprobeerd hun vragenlijst uit te breiden naar andere minderheidsgroepen. Ze hadden het donkerbruine vermoeden dat Jodenhaat een te beperkt begrip was en dat het niet alleen ging om haat tegenover Joden, maar ook om haat tegenover andere minderheidsgroepen. 

Die uitbreiding bleek te lukken. Mensen die haat koesterden tegen Joden bleken dat vaak ook te doen tegenr andere minderheden. De vragenlijst bleek voor de verschillende minderheidsgroepen die men afvroeg, soortgelijke uitkomsten op te leveren.

Ook deze lijst bleek redelijk betrouwbaar. Op basis van de score kon je respondenten betrouwbaar indelen. Sommige respondenten moesten niets hebben van andere groepen, anderen hadden er geen enkel probleem mee.  

Conclusie? Antisemitisme is een te beperkt begrip. Het gaat om een karaktertrek van mensen die belangrijk meer omvat dan alleen Jodenhaat. De onderzoekers noemden deze wijdere maat 'etnocentrisme'. Dat betekent: je eigen groep als norm en ideaal zien. Alle andere groepen wijken af van die norm en deugen niet.

3. Dit belangrijke resultaat uit 1950 is niet algemeen bekend geworden. Een eerste reden was het woord 'etnocentrisme'. Een weinig bekende term, die ook nog eens wat verhult, waar het precies om gaat. Een tweede reden was vermoedelijk het boek. Zoals eerder vermeld: het was te dik, het bevatte tegenstrijdigheden en onjuistheden. Verder trok het stuk over de later nog te bespreken F-schaal, alle aandacht naar zich toe.

Misschien is er nog een derde reden. Misschien willen veel mensen deze conclusie liever niet horen, omdat die hun niet goed uitkomt. Het is iets, dat we liever niet geloven. Dat je mede mensen en mogelijk ook wijzelf haat koesteren jegens alles dat afwijkt.

In een eerdere blogpost liet ik zien, dat er een verband lijkt te bestaan tussen het niet geloven in het bestaan van antisemieten en het zelf hebben van antisemitische gevoelens. Met andere woorden: antisemiet-ontkenners doen graag alsof er geen antisemieten bestaan, omdat ze op die manier zichzelf vrijpleiten.

4. Om aan te tonen dat etnocentrisme inderdaad fascisme (enthousiasme voor de strongman) mat, zoals de onderzoekers hoopten, had men een tweede vragenlijst nodig, die ook bedoeld was dat te doen. De tweede vragenlijst fungeert als check op de eerste en omgekeerd. Hun eerste poging tot bevestiging was een vragenlijst voor 'politiek rechts'. Ze noemden dit de PEC-schaal (Politiek Economisch Conservatief-schaal).

De PEC-schaal bleek redelijk betrouwbaar en bleek te correleren met etnocentrisme, maar belangrijk minder hoog dan men gehoopt had. Het leek alsof etnocentrisme en de PEC-schaal slechts voor een deel hetzelfde maten en dat iedere vragenlijst daarnaast ook nog iets anders mat. Men dacht daarom dat deze poging tot bevestiging slechts gedeeltelijk was gelukt.

5. Men deed hierna een tweede poging tot bevestiging van etnocentrisme als maat voor fascisme. Dit was de constructie en afname van de eerder vermelde F-schaal. Men probeerde fascisme (enthousiasme voor de strongman) te meten via een vragenlijst die focuste op 'de diepere kenmerken van de persoonlijkheid'. De F-schaal leverde weer een redelijk betrouwbare score op en die score bleek samen te hangen met etnocentrisme (en ook met de PEC-schaal). Maar ook nu was de correlatie weer belangrijk minder hoog dan men gehoopt had. Ook deze poging tot bevestiging zag men daarom als slechts matig gelukt.

6. De onderzoekers eindigden dus met drie verschillende vragenlijsten om fascisme te meten, die onderling wel correleerden, maar niet zo hoog, dat men dacht driemaal hetzelfde gemeten te hebben. Iedere maat leek behalve 'fascisme' ook nog iets anders te meten.

Men probeerde dit teleurstellende resultaat te camoufleren door de aandacht nadrukkelijk op de F-schaal te vestigen en deze aan te prijzen als de grote doorbraak in het onderzoek.

7. In werkelijkheid lag de zaak echter belangrijk anders, zoals de lezers van deze blog kunnen weten. Wanneer men rekening houdt met de onbetrouwbaarheid van de drie vragenlijsten (via de correctie voor onbetrouwbaarheid), dan blijken de onderzoekers wel degelijk driemaal hetzelfde gemeten te hebben. De metingen waren slechts beperkt betrouwbaar, waardoor de gevonden correlaties onmogelijk veel hoger konden uitvallen dan ze deden!

8. Na het verschijnen van The Authoritarian Personality raakte het onderzoek in een impasse. Men leverde vooral kritiek op de F-schaal, maar kwam niet echt verder. De situatie veranderde pas toen Bob Altemeyer de F-schaal reduceerde tot een nieuwe vragenlijst: de RWA-schaal (Right Wing Authoritarianism scale). De problemen die de F-schaal geteisterd hadden (niet gebalanceerde vragen, multidimensioneel en een onduidelijke validiteit) werden opgelost bij zijn RWA-schaal.

9. Nu bleek echter een probleem. De RWA-schaal bleek bevooroordeeldheid (het instemmen met vooroordelen, prejudice) niet goed te voorspellen. De correlatie was belangrijk lager dan men gehoopt had. Men had het idee dat een maat die bevooroordeeldheid niet goed kan voorspellen, onmogelijk de juiste maat kan zijn om fascisme (enthousiasme voor de strongman) te voorspellen. Strongmen strooien doorgaans royaal met vooroordelen, die het goed doen bij hun publiek.

Dit probleem werd opgelost na de ontdekking en constructie van de SDO-schaal (Social Dominance Orientation scale) (https://en.wikipedia.org/wiki/Social_dominance_orientation). Jim Sidanius and Felicia Pratto realiseerden zich rond 1995 dat in iedere moderne (landbouw-)samenleving overschotten ontstaan. Er wordt meer geproduceerd dan onmiddellijk nodig is. In iedere samenleving ontstaan daardoor machtige groepen die de buit proberen te verdelen op zo'n manier dat ze er zelf beter van worden. In moderne samenlevingen ontstaan daardoor systematische groepsverschillen. Wie in de machtigste groep zit, geniet meer rechten en voordelen dan iemand die in een lagere of de laagste groep zit. In de praktijk worden mensen in de laagste groep vaak vervolgd.

Mensen hebben dus de neiging groepen te vormen, lid te worden van de machtigste groep en daarin zo hoog mogelijk te komen.  Dit betekent dat mensen allerhande wilde (ongefundeerde) verhalen geloven die de verschillen tussen groepen bevestigen, verklaren en vergroten. Maar niet iedereen is in dezelfde mate geneigd dergelijke sprookjes te geloven. De SDO-vragenlijst was bedoeld de mate van geloof in zulke ongefundeerde verhalen te meten.

Mensen die hoog scoren op SDO geloven in het bestaan van superieure groepen (zoals hun eigen groep) en het bestaan van inferieure minderheden. Ze hebben vaak een attitude van vechten. Men ziet het leven als een voortdurende strijd om zo hoog mogelijk te komen. Ze leven in een wereld van dog-eat-dog. Of je overwint de ander, of je wordt zelf opgegeten. Verder zijn ze letterlijk tot alles bereid om hoger in de groep te komen.

Ook SDO bleek bevooroordeeldheid slechts gedeeltelijk te kunnen voorspellen, maar nu bleek dat SDO in combinatie met RWA samen, dat wel konden. Om te begrijpen, hoe dat kan, moet men weten dat SDO en RWA sterk verschillen. Normaal correleren ze niet of amper. Beide maten voorspellen daardoor een ander stuk van de totale bevoooroordeeldheid.

Bob Altemeyer had zelf via jarenlang onderzoek de RWA-schaal geconstrueerd, nu verscheen er een andere schaal die bevooroordeeldheid nog beter bleek te voorspellen dan zijn RWA-schaal. Dat was even slikken. Het duurde echter niet lang of hij zag de meerwaarde van de nieuwe SDO-schaal in. Dit was het stuk van de autoritaire persoonlijkheid dat zijn RWA-schaal gemist had! Samen konden beide schalen de autoritaire persoonlijkheid (de fascist) wel behoorlijk goed beschrijven. Dit was het ontbrekende stuk, dat tot nu toe had ontbroken.

10. In de psychologie is het een uiterst zeldzaam en merkwaardig verschijnsel: twee totaal verschillende maten die samen een derde kunnen voorspellen. Hoe is dit resultaat mogelijk? Die vraag leidde tot het in deze blog beschreven soortenmodel dat gebaseerd is op dit empirische resultaat. Het soortenmodel maakt dit vreemde verband begrijpelijk.

Hier volgt een korte schets. Samenlevingen bestaan na de landbouwrevolutie in beginsel uit vier 'soorten' verschillende mensen. I. Mensen die hoog scoren op RWA en hoog op SDO. Zogenaamde double-highs of alfa's, die alles in zich hebben om strongman te worden. II. Mensen die laag scoren op RWA, maar hoog op SDO. De zogenaamde 'men of action': mensen die scherp kunnen denken en de strongman hun diensten aanbieden om vooruit te komen. III. Mensen die hoog scoren op RWA, maar laag op SDO. De zogenaamde ware gelovigen of gewone volgelingen, die de machtsbasis van de strongman vormen. IV. Tenslotte, de mensen die laag scoren op RWA en laag op SDO, de zogenaamde bèta's. Deze mensen vallen buiten de machtige groep, worden gediscrimineerd door de machtige groep, moeten zelf in hun levensonderhoud voorzien en zijn gericht op productie en het oplossen van problemen. Deze productieve onderlaag vormt de basis waarop de machtige groep kan bestaan.

Hierbij neemt de mate van bevooroordeeldheid per soort voortdurend af. Double highs zijn het meest bevooroordeeld en agressief. Men of action eisen de tweede plaats op. Daarna komen de volgelingen of gewone gelovigen op de derde plaats. De double lows of beta's zijn niet of amper bevooroordeeld en daarmee niet of nauwelijks agressief.

Als het soortenmodel klopt (en dat moet wel, want het is slechts wat empirisch gevonden is), dan is bevooroordeeldheid de basis van alle moderne (landbouw-)samenlevingen. Discriminatie is niet de uitzondering, maar de regel!

11. Het onderzoek na 1950 leverde uiteindelijk drie 'grote' variabelen op: RWA, SDO en bevooroordeeldheid (prejudice). Welke van deze drie meet nu het best 'fascisme'?

Omdat RWA samen met SDO de totale mate van bevooroordeeldheid kan voorspellen, is bevooroordeeldheid kennelijk de variabele waar alles om draait. Bevooroordeeldheid moet de variabele zijn, die fascisme voorspelt. Maar is dat inderdaad zo? 

12. Het empirische antwoord kwam tenslotte toen Trump president van de VS werd. Uit onderzoek bleek bevooroordeeldheid (prejudice) inderdaad het stemmen op Trump goed te voorspellen (Authoritarian Nightmare, https://www.amazon.com/Authoritarian-Nightmare-Ongoing-Threat-Followers/dp/1612199348).

13. Valt te zeggen wat de auteurs van The Authoritarian Personality op drie verschillende manieren gemeten hebben? Strikt genomen weten dat nog steeds niet honderd procent zeker. Maar RWA is een verbijzondering van de F-schaal. Politiek rechts (de PEC-schaal) typeert Trumpstemmers goed. Verder lijkt duidelijk dat Trumpstemmers niets op hebben met mensen die niet tot hun groep behoren (etnocentrisme). Kennelijk hebben de auteurs dus op drie verschillende manieren bevooroordeeldheid gemeten.

Wat betekent dit? Dat duidt erop dat bevooroordeeldheid op veel manieren gemeten kan worden en in veel vragenlijsten terugkomt. Het suggereert dat welke vragenlijst je ook hanteert: vaak meet je toch bevooroordeeldheid. Bevooroordeeldheidis een maat, die in bijna alles terug komt.

 

Wat betekenen de voorgaande 13 punten?

We gebruiken de term 'antisemitisme' voor uitingen van Jodenhaat. Maar in werkelijkheid gaat het dus om iets, dat veel wijder is dan Jodenhaat.  Je kunt het in eerste instantie omschrijven als haat jegens minderheden, die niet tot de eigen groep behoren.

Eigenlijk gaat het echter om een persoonskenmerk dat nog algemener is. Het gaat om bevooroordeeldheid (vooringenomenheid, het omarmen van populaire vooroordelen), weten we nu. Bevooroordeelde mensen denken vanuit hun (sociaal aangeleerde) overtuiging en ideeën, niet vanuit de feiten, niet vanuit de harde werkelijkheid. Omarm je de opvattingen van de groep, ook al zijn die niet gebaseerd op feiten, of doe je dat niet? Denk je vanuit de harde werkelijkheid of denk je vanuit je geloof, ideeën, opinies, meningen, gevoelens en opvattingen?

Wij denken 'antisemitisme' te zien, maar de empirie vertelt iets geheel anders. Het gaat om mensen die denken vanuit hun (sociaal aangeleerde) geloof en ideeën. Daar tegenover staan mensen die hun ideeën baseren op harde feiten. De eerste groep zoekt het in strijd en macht, de tweede groep zoekt het in productie en het oplossen van problemen.

In werkelijkheid gaat het natuurlijk niet om een tweedeling, maar om een glijdende schaal. Sommige mensen scoren uiterst rechts (veel bevooroordeeldheid, veel agressie, veel discriminatie, veel corruptie), anderen uiterst links (niet of amper bevooroordeeld, niet agressief, niet geneigd tot discriminatie en niet bereid tot corruptie). De meeste mensen vallen ergens tussen die twee uitersten in, waarbij iedereen een bepaalde score heeft, die vast ligt en niet eenvoudig valt te wijzigen. Bevooroordeeldheid is een persoonlijkheidskenmerk, een karaktertrek.

Het is de grote maat, die alles in moderne samenlevingen bepaalt. Maar wat houdt die maat precies in? Bevooroordeeldheid betekent ellende. Het betekent dat men gelooft en zijn geloof ziet als heilig. Het betekent dat men denkt in termen van wij en zij. Het betekent dat men gelooft in vooroordelen en andere fictieve waandenkbeelden. Het betekent dat men corrupt is. Het betekent dat men geweld ziet als de oplossing voor alle problemen, die men ervaart. Het betekent dat men geneigd is tot discriminatie en belust op macht.

Korter geformuleerd: het betekent geweld. Het betekent oorlog en burgeroorlog. Het betekent moord en doodslag. Het betekent dictatuur. Het betekent armoede.

De andere kant van bevooroordeeldheid is dat men onbevooroordeeld probeert te zijn. Men probeert objectief te denken. Men klampt zich vast aan de harde feiten, hoewel dat vaak niet simpel is. Deze kant staat voor productie, voor het oplossen van harde problemen, voor collectieve rijkdom, voor welvaart, en ga zo maar verder.

Dan de uitsmijter. Op basis van wat we nu denken te weten, neemt de bevooroordeeldheid in de wereld steeds verder toe. Bevooroordeeld zijn (systeem 1 hanteren, het emotionele systeem volgen) is makkelijk, maar onbevooroordeeld denken, denken vanuit de harde feiten, logisch denken, harde problemen oplossen (systeem 2 hanteren, gericht denken om een hard probleem daadwerkelijk op te lossen) is lastig en moet moeizaam geleerd worden door interactie met de harde natuur. Dat laatste doen we steeds minder. Daardoor stijgt de gemiddelde mate van bevooroordeeldheid in vrijwel alle landen steeds verder. Dit staat bekend als de ruk naar rechts.

Hoe loopt dit af? Komen we tenslotte om door onze eigen mateloze bevooroordeeldheid?



 










zaterdag 11 november 2023

'Antisemieten bestaan niet!'

 

Laatst bijgewerkt: 12-11-2023 om 0.36

 

De Volkskrant opent op vrijdag 3 november 2023 met een merkwaardige kop. Die kop luidt:

"Waar we het over moeten hebben als we het over antisemitisme hebben".

Mijn eerste reactie is: waarom zouden we het in Godsnaam over antisemitisme hebben? Ik kan me voorstellen dat je een discussie krijgt over de avondmaaltijd. 'Wat, nu alweer spruitjes! Je weet, dat ik daar niet tegen kan!'

Ik kan me ook voorstellen dat je het hebt over een actueel onderwerp. Zeg, het conflict tussen Hamas en Israël. Maar waarom zou je een chat beginnen over antisemitisme? En hoe gaat dat dan?

'Goeiemorgen, goed geslapen?' 'Mooi zo!' 'Nu je hier toch bent, ik wilde je eigenlijk nog even spreken. Je partner reageert wat verwonderd, maar oké. Jij gaat door met: 'Tja, wij moeten het nu ondertussen toch eens hebben over antisemitisme.'

Je partner: 'Gaat het wel goed, met je? Heb je echt goed geslapen? Je was de laatste tijd al steeds wat afwezig. Is het niet beter als ik even een afspraak voor je maak met de huisarts?'

Mijn tweede reactie op die kop heeft betrekking op de interne logica. Je hebt het om een of andere reden met je gesprekspartner over antisemitisme. Een duur woord, dat eigenlijk gewoon 'jodenhaat' betekent. Maar volgens deze kop, is dat niet oké, want je moet het nu onmiddellijk over iets anders hebben. Dat vind ik vreemd, waarom zou je het niet over antisemitisme mogen hebben?

Goed, antisemitisme is dus een taboe-onderwerp! Snel door naar iets anders. Waar moeten we het dan wel over hebben? Onder de kop staat een wat geheimzinnige mededeling, die luidt:

"Het debat over Israël is zo beladen dat veel Nederlanders er liefst het zwijgen toe doen. Dat is niet verstandig, zeggen wetenschappers die het antisemitisme nauwgezet hebben bestudeerd. 'Vooroordelen, stereotypen, discriminatie, racisme en antisemitisme nemen significant af op het moment dat je andere mensen ontmoet en er met ze over praat.'"

Het gaat dus over het debat dat over Israël gevoerd wordt. Mijn partner en ik zwijgen daar inderdaad het liefste over. Vermoedelijk omdat dat hele debat ons geen millimeter interesseert. Maar dat is niet verstandig zeggen bepaalde wetenschappers. Want vooroordelen, stereotypen, discriminatie, racisme en antisemitisme nemen duidelijk af op het moment dat je er met iemand anders erover praat.

Maar waar moeten mijn partner en ik dan precies over praten om onze vooroordelen etc. kwijt te raken? Over dat debat, waar we niets van weten? Over Israël, dat we eigenlijk ook niet echt kennen?

Deze introductie, van het lange artikel op pagina 13-15, riep dus meer vragen dan antwoorden bij mij op. Maar misschien is dat ook wel de bedoeling van een goede introductie.

Toch laat deze intro een nare nasmaak bij me achter. Het artikel op pagina 13-15 maakte het er niet beter op.

Als je de introductie wat globaler leest, dan  zou het debat over Israël beladen zijn, met andere woorden Israël is een omstreden land. Bepaalde mensen vinden dat het weg moet, anderen niet.

Vervolgens wordt Israël gekoppeld aan antisemitisme. Ach ja, waarom ook niet? De bron van alle jodenhaat zou de Joodse natie zijn. Hoe verzin je het? Het doet denken aan de Grote Leugen van Hitler. De werkelijkheid volledig omdraaien. De verkrachter die het meisje aanwijst als de oorzaak, want ze droeg een rokje. Had ze maar niet moeten doen! Niet hij moet de cel in, maar zij!

Een dag eerder stond er in de Volkskrant een nogal smakeloze cartoon waarin Israël letterlijk wordt aangeduid als: "DE DIKKE DUIM op de LANGE ARM". Die 'DIKKE DUIM op de LANGE ARM' zou overal antisemitisme zien, terwijl het in werkelijkheid slechts zou gaan om oprechte verontwaardiging van de wereld over de onschuldige slachtoffers in Gaza. Kennelijk wordt in deze introductie, die zo prominent op de voorpagina staat, op dat thema voortgeborduurd.

Maar wat mijn klomp doet breken, is die laatste stelling. Als je maar met andere mensen praat, zouden je vooroordelen verdwijnen als sneeuw voor de zon. En dat overgoten met het sausje van wetenschappers die het antisemitisme nauwgezet bestudeerd zouden hebben.

Het aangekondigde artikel op pagina 13-15 doet daar nog een stevige schep bovenop. Het eindigt met:

"'Zeg niet langer: 'Jij bent een antisemiet,' maar zeg: 'Jij hebt misschien per ongeluk iets antisemitisch gezegd'. Dat zou helpen.'"

Wat zeg je dan eigenlijk? Je beweert dan impliciet, dat als er slechts één Jood zo slim was geweest om te zeggen:

'Herr Hitler, u heeft misschien per ongeluk in uw toespraak iets antisemitisch gezegd.' Dat zou voldoende zijn geweest! Dat had geholpen! Dan had de Holocaust nooit plaatsgevonden! Dan waren die zes miljoen Joden nooit vermoord!

Met andere woorden: dat de Holocaust kon plaatsvinden, is eigenlijk de schuld van de Joden zelf. Kan het nog antisemitischer?














donderdag 9 november 2023

De antisemiet-ontkenners: 'Antisemitisme bestaat natuurlijk, maar antisemieten ...? Daar geloven wij niet in!'

 

Laatst bijgewerkt: 11-11-2023 om 18.10

 

'Antisemitisme' is een duur woord. Bij een duur woord ben ik geneigd te vragen: wat betekent dat precies? Of ik vraag: wat bedoel je daar precies mee?

Die laatste vraag valt vaak niet goed bij je gesprekspartner, want die weet dat vaak ook niet precies en staat dan met de mond vol tanden. Die laatste vraag kun je daarom bestempelen als een sociaal onhandige vraag.

Toch blijf ik die vraag stellen, omdat je anders niet precies weet waar je over praat. Je praat in dat geval wel, het klinkt goed en misschien zelfs indrukwekkend, maar het gaat eigenlijk nergens over. Het is dom gebabbel, zoals mensen in de kroeg vaak babbelen.

'Antisemitisme' betekent: jodenhaat. Sommig mensen moeten niets van Joden hebben, bij sommige mensen gaat dat zelfs zover, dat ze Joden haten. Dat zijn dus jodenhaters, maar om een of andere reden vinden we dat een akelig woord en noemen we die mensen daarom niet zo. Als we die mensen toch moeten benoemen, noemden we ze liever 'antisemiet', want dat klinkt beter. Tenminste zo was het altijd.

Tegenwoordig gaan veel mensen echter een stap verder. Antisemitisme bestaat natuurlijk, dat kun je moeilijk ontkennen, maar antisemieten ...? Bestaan die echt? Zij geloven dat niet zo? Die mening en dat geloof spreken ze liever niet uit, maar houden ze liever voor zichzelf. Het idee dat sommige mensen Joden haten, vinden zij onaangenaam en moeilijk. Het idee dat er mensen bestaan die Joden haten, vinden ze als het ware politiek niet correct. Van zoiets kun je de mensen om je heen niet zo maar beschuldigen, dat gaat te ver.

Uitingen van jodenhaat bestaan natuurlijk. Dat willen ze niet ontkennen. Maar die uitingen zweven als het ware in de lucht. Ze dalen als het ware vanuit het heelal neer op de Aarde. Het idee dat er mensen zouden zijn die jodenhaat in zich dragen en systematisch de wereld in bazuinen, dat is in de ogen van de antisemiet-ontkenners een heel fout idee.

In de optiek van deze mensen is Jodenhaat een abstract iets geworden . Het is er, natuurlijk! Het zweeft als het ware rond en moet bestreden worden. Maar dat bepaalde mensen die jodenhaat in zich dragen, daar geloven ze niet in. Dat is een brug te ver. Zo slecht kunnen mensen niet zijn!

Eigenlijk gebruik ik nu steeds foute termen. Want 'jodenhaat' klinkt zo plat en concreet. Ik behoor 'antisemitisme' te schrijven en te zeggen. Antisemitisme bestaat natuurlijk, maar antisemieten . . .? Die bestaan toch niet echt?, denken de antisemiet-ontkenners. Nee, daar geloven ze niet in.

Waarom bestaat antisemitisme wel, maar antisemieten niet in de optiek van deze mennsen? Iets als antisemitisme mag bestaan, omdat het vaag en abstract is. Wat is het precies? Is het er wel in een bepaald geval of niet? Daar valt over te twisten.Want wat is het eigenlijk precies?

Maar de term 'antisemieten' is een ander verhaal. Dan beweer je dus dat bepaalde mensen systematisch Joden haten! Dat klinkt akelig, dat klinkt heel concreet. Zo moeten we niet over elkaar denken! Als je gelooft, dat de meeste mensen deugen, is er geen ruimte voor zulke akelige, negatieve gedachten. Kortom, deze mensen geloven liever niet in het bestaan van jodenhaters. Het past niet in hun roze wereldbeeld.

Je kunt zelfs voorzichtig een stap verder gaan en vragen: wie zijn deze antisemiet-ontkenners eigenlijk precies? Waarom wil je met alle geweld niet geloven in iets waarvan het bestaan al in 1950  is vastgesteld in wetenschappelijk onderzoek (The Authoritarian Personality). Daarna is het nog vele malen bevestigd.

Vanuit discriminatie-oogpunt zit de wereld simpel in elkaar, weten we nu? De wereld bestaat uit mensen die wel en die niet discrimineren. De wereld bestaat uit mensen, die de strongman wel en niet actief steunen. De variabele die dit dat alles bepaalt, kunnen we al heel lang goed  meten. Het gaat om bevooroordeeldheid. Geloof je in de populaire vooroordelen van je groep of moet je daar niets van hebben en klamp je je vast aan de feiten? 

Eigenlijk gaat het dus om de vraag: leef je in een wereld die geregeerd wordt door geloof en vooroordelen of leef je in een wereld die geregeerd wordt door dat wat echt bestaat?

Als je het zo formuleert, is het vrij duidelijk waar de mensen moeten zitten die niet in het bestaan van antisemieten willen geloven.

 

 

 

 

 

 

 


dinsdag 7 november 2023

Antisemitisme is geen ideologie

 

In de Volkskrant van 3 november 2023 wijdt redacteur Peter Giesen een commentaar aan het conflict tussen Israël en Hamas onder de kop:  Antisemitisme is een verwerpelijke, giftige denkwijze die leidt tot ontmenselijking.

Die kop intrigeert me. Gaat het stukje inderdaad over antisemitisme? Als je het stuk leest, gaat het ook voor een groot deel over het conflict Hamas-Israël. Maar mogelijk zijn die twee in dit geval inderdaad gerelateerd.

Is antisemitisme inderdaad een 'verwerpelijke, giftige denkwijze die leidt tot ontmenselijking'? Je kunt beweren dat Joden als precies aanwijsbare groep niet bestaan, maar je kunt niet volhouden dat antisemitisme (jodenhaat) niet bestaat.

Eigenlijk gaat het niet om antisemitisme, maar om iets dat belangrijk wijder is. En het gaat uiteindelijk inderdaad om een bepaalde, corrupte manier van denken. Een manier van denken (via systeem 1) die mensen niet zouden moeten toepassen in combinatie met echte problemen.

Misschien moet ik dat toelichten. Als we samen eten en drinken en het gezellig willen hebben, is het prima om lekker te leuteren. Dat is als het ware het moment voor borrelpraat. Maar als we geconfronteerd worden met echte problemen die grote consequenties kunnen hebben, is die borrelpraat-modus de dood in de pot. In combinatie met echte problemen hebben we geen borrelpraat nodig (systeem 1 denken), maar serieus nadenken (systeem 2 denken). We moeten dan niet onze onderbuikgevoelens volgen, maar onze grijze cellen overuren laten maken. Want systeem 2 denken gaat niet automatisch, is vermoeiend en kost erg veel tijd. Verder moet het ook nog eens moeizaam geleerd worden en heeft niet iedereen er evenveel aanleg voor.

Wat ik goed vind aan het stuk van Giesen is dat het kort is. Positief vind ik ook dat de naam van de auteur vermeld staat. In zo'n stuk zit altijd opinie en dan is het irritant, wanneer dat zonder naam als redactioneel commentaar geplaatst wordt. Ook met de strekking van het stuk heb ik geen probleem.

Er is echter één passage die me opvalt en waarvan ik me afvraag of die klopt. Dat is deze:

"Antisemitisme is een oude, verwerpelijke ideologie die nu weer opleeft als gevolg van het Israëlisch-Palestijnse conflict."

Is antisemitisme inderdaad een ideologie, vraag ik me af. Is dat niet te veel eer? Het lijkt me ook niet te kloppen met de gebruikelijke definitie van antisemitisme als jodenhaat.


Ideologie

Wat is een 'ideologie' precies? Volgens het gratis online woordenboek van Van Dale (https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/ideologie), is dat:

"het geheel van ideeën dat ten grondslag ligt aan een politiek of filosofisch stelsel".

Kun je 'jodenhaat' bestempelen als een 'politiek of filosofisch stelsel' gebaseerd op een verzameling ideeën? Volgens mij is het eerder zo, dat de jodenhaters als puntje bij paaltje komt, merkwaardig weinig ideeën hebben. Wat ze (als volgelingen/gelovigen) wel hebben, zijn slogans en gebral. Lees hierover bijvoorbeeld het stuk in The Authoritarians van Bob Altemeyer over fundamentalistische gelovigen.

Wikipedia (https://nl.wikipedia.org/wiki/Ideologie) is voorzichtiger en stelt dat er geen consensus bestaat over de betekenis van de term. Oorspronkelijk was de term bedoeld om een 'wetenschap (leer) van ideeën' aan te duiden. Eigenlijk helemaal niet zo'n gek idee, maar op dat moment (1796) lukte het nog niet om dat in te vullen met op onderzoek gebaseerde kennis.

 

Alfa versus bèta

In feite kunnen we dat nu wel. De basisindeling voor kennis is alfa (systeem 1) versus bèta (systeem 2). Allereerst volgt dat uit het in deze blog eerder besproken soortenmodel (dat volledig empirisch gebaseerd is). Verder volgt het ook uit de behavioristische leertheorie (toegepaste gedragsanalyse).

Mensen hebben volgens de gedragsanalyse twee belangrijke manieren van verbaal communiceren: de mand en de tact. De mand is gedrag gericht tot het publiek van de spreker met het doel een bepaalde bekrachtiging uit te lokken. De tact is gedrag van de spreker dat de waarneembare werkelijkheid beschrijft met als uiteindelijk doel via die waarneembare werkelijkheid beloond (bekrachtigd) te worden.

Iemand die vraagt om de kaas levert een voorbeeld van een mand. Een boer die een vruchtboom tenslotte beoordeelt op de opbrengst daarvan, vormt een voorbeeld van een tact.

Die indeling stemt verder overeen met wat we weten over systeem 1 en 2 denken. Tenslotte hebben we als onafhankelijke bevestiging het eerder in deze blog besproken onderzoek naar alfa/bèta en intelligentie gebaseerd op de testscores van Amerikaanse eerstejaars en de door hen gekozen studierichtingen. Ook dat onderzoek liet in de empirische data een duidelijke alfa-bètafactor zien.

De basis van alfakennis is indruk maken op groepsgenoten en hun bijval verwerven. De basis van bètakennis is het correct voorspellen van harde natuurverschijnselen.

We vinden het alfa-bètaonderscheid ook terug in beschrijvingen van de verschillen in taal die stammen hanteren, die jagen en verzamelen. Tijdens de jacht in het oerwoud communiceert men belangrijk anders dan tijdens het verblijf in het relatief veilige dorp en tijdens het nuttigen van de buit. Het gaat kennelijk om een zeer oud en basaal onderscheid. Mensen hanteren (in beginsel) twee totaal verschillende manieren van taalproductie! Daarbij is niet gesteld dat deze bij moderne mensen beide even goed ontwikkeld zijn. Integendeel! Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de tweede manier van communiceren (via systeem 2) vaak niet meer goed wordt beheerst.


Ideologie als geloof van de groep

Wikipedia vermeldt verder dat het begrip 'ideologie' later binnen de politicologie opgang heeft gemaakt en vermeldt daarover:

"De aanhangers van een ideologie bekeken de wereld steeds uit het perspectief van hun theorieën ten koste van wat waar en goed is. Bell werd hierin gesteund door filosofen zoals Albert Camus en Karl Popper. [7]"

De term 'ideologie' dus als aanduiding voor het geloof van de machtige groep. Voor de machtige groep geldt: might makes right. De machtige groep heeft lak aan een begrip als waarheid, het gaat erom de machtigste te worden. De ideologie is bindmiddel en weg naar de macht.

Het probleem met het geloof van de machtige groep is dat dat geloof natuurlijk volstrekt variabel is. Als de Grote Leider de ene dag een bepaalde groep ziet als ultieme vijand en de volgende dag als beste vriend, dan past iedereen zich binnen no time aan de nieuwe realiteit aan, tenzij men zijn hoofd wil verliezen. Waarheid is dat wat de Grote Leider vindt en zegt.

Als we deze omschrijving van ideologie accepteren, moeten we ons dus afvragen of het mogelijk is antisemitisme op te vatten als het geloof van een machtige groep?

De machtige groep die dan natuurlijk het meest in aanmerking komt waren de nazi's. En natuurlijk waren ze berucht om hun antisemitisme. Maar het nazi-geloof omvatte meer dan alleen antisemitisme. Men droomde ook van een Groot Duitsland en zag zichzelf als Ubermensch.

In dit verband geldt de opmerking: fascisten kunnen prima zonder God, maar niet zonder Satan. Het antisemitisme was dus een essentieel bestanddeel. De oorzaak van alle problemen moest een aanwijsbare minderheidsgroep zijn!

Ik denk dat je moet stellen, dat antisemitisme gewoon jodenhaat is. We kunnen dat al heel lang meten, we weten dat het om iets gaat dat belangrijk wijder is dan alleen jodenhaat. En dat het uiteindelijk gaat om een corrupte manier van denken. Het is het geloof in kreten en slogans, zonder te begrijpen wat die precies betekenen. Maar een ideologie is het niet.







 


zondag 5 november 2023

"Er is een feest in de hemel, als jij op Gods uitnodiging ingaat!"

 

Laatst bijgewerkt: 7-11-2023 om 9.36


In het bushokje hangt een poster met de tekst:  "Er is een feest in de hemel, als jij op Gods uitnodiging ingaat!"  Ik zie de poster en vraag me af: maar als ik niet op Gods uitnodiging inga, is er dan geen feest?

In eerste instantie veronderstel ik, dat er dan geen feest is. In dat geval kan ik bepalen of het wel of niet feest is in de hemel. Een gedachte die ik wel aantrekkelijk vind. Maar als ik het nazoek, zie ik, dat mijn conclusie niet klopt. De uitspraak 'als p dan q' betekent alleen dat als p waar is, q ook waar moet zijn, Een implicatie mag je niet omdraaien.

Toch blijf ik het een merkwaardige uitspraak vinden. Om te beginnen: wat houdt die uitnodiging van God precies in? Is het een uitnodiging om dat feest bij te wonen? Hoe moet ik me dat voorstellen?

Ook het andere deel vind ik vreemd: een feest in de hemel. Hoe moet ik me dat voorstellen? Misschien speelt mee dat ik een hekel heb aan feesten, ik ben er tenminste niet dol op.

Hoe komen deze gelovigen eigenlijk bij deze uitspraak? Waar is deze uitspraak op gebaseerd? De uitspraak blijkt gebaseerd te zijn op Lucas 15, vers 10. Maar als je moeite neemt dat hele Bijbelverhaal (Lucas 15) te lezen, staat er eigenlijk iets totaal anders.

Wat daar staat (volgens de Statenvertaling), is dit:

"1 En al de tollenaars en de zondaars naderden tot Hem, om Hem te horen.

2 En de Farizeën en de Schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze ontvangt de zondaars, en eet met hen.

3 En Hij sprak tot hen deze gelijkenis, zeggende:

4 Wat mens onder u, hebbende honderd schapen; en een van die verliezende, verlaat niet de negen en negentig in de woestijn, en gaat naar het verlorene, totdat hij hetzelve vinde?

5 En als hij het gevonden heeft, legt hij het op zijn schouders, verblijd zijnde.

6 En te huis komende, roept hij de vrienden en de geburen samen, zeggende tot hen: Weest blijde met mij; want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.

7 Ik zeg ulieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over een zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben.

8 Of wat vrouw, hebbende tien penningen, indien zij een penning verliest, ontsteekt niet een kaars, en keert het huis met bezemen, en zoekt naarstiglijk, totdat zij dien vindt?

9 En als zij dien gevonden heeft, roept zij de vriendinnen en de geburinnen samen, zeggende: Weest blijde met mij; want ik heb den penning gevonden, dien ik verloren had.

10 Alzo, zeg Ik ulieden, is er blijdschap voor de engelen Gods over een zondaar, die zich bekeert.

11 En Hij zeide: Een zeker mens had twee zonen.

12 En de jongste van hen zeide tot den vader: Vader, geef mij het deel des goeds, dat mij toekomt. En hij deelde hun het goed.
schilderij van Rembrandt Harmensz. van Rijn: De verloren zoon verkwist zijn erfdeel

13 En niet vele dagen daarna, de jongste zoon, alles bijeenvergaderd hebbende, is weggereisd in een ver gelegen land, en heeft aldaar zijn goed doorgebracht, levende overdadiglijk.

14 En als hij het alles verteerd had, werd er een grote hongersnood in datzelve land, en hij begon gebrek te lijden.

15 En hij ging heen, en voegde zich bij een van de burgers deszelven lands; en die zond hem op zijn land om de zwijnen te weiden.

16 En hij begeerde zijn buik te vullen met den draf, dien de zwijnen aten; en niemand gaf hem dien.
schilderij van Rembrandt Harmensz. van Rijn: De verloren zoon als varkenshoeder
» meer

17 En tot zichzelven gekomen zijnde, zeide hij: Hoe vele huurlingen mijns vaders hebben overvloed van brood, en ik verga van honger!

18 Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u;

19 En ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden; maak mij als een van uw huurlingen.

20 En opstaande ging hij naar zijn vader. En als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader, en werd met innerlijke ontferming bewogen; en toe lopende, viel hem om zijn hals, en kuste hem.
schilderij van Rembrandt Harmensz. van Rijn: De terugkeer van de verloren zoon (1668)
» meer

21 En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden.

22 Maar de vader zeide tot zijn dienstknechten: Brengt hier voor het beste kleed, en doet het hem aan, en geeft hem een ring aan zijn hand, en schoenen aan de voeten;

23 En brengt het gemeste kalf, en slacht het; en laat ons eten en vrolijk zijn.

24 Want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden! En zij begonnen vrolijk te zijn.

25 En zijn oudste zoon was in het veld; en als hij kwam, en het huis genaakte, hoorde hij het gezang en het gerei,

26 En tot zich geroepen hebbende een van de knechten, vraagde, wat dat mocht zijn.

27 En deze zeide tot hem: Uw broeder is gekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond weder ontvangen heeft.

28 Maar hij werd toornig, en wilde niet ingaan. Zo ging dan zijn vader uit, en bad hem.

29 Doch hij, antwoordende, zeide tot den vader: Zie, ik dien u nu zo vele jaren, en heb nooit uw gebod overtreden, en gij hebt mij nooit een bokje gegeven, opdat ik met mijn vrienden mocht vrolijk zijn.

30 Maar als deze uw zoon gekomen is, die uw goed met hoeren doorgebracht heeft, zo hebt gij hem het gemeste kalf geslacht.

31 En hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij, en al het mijne is uwe.

32 Men behoorde dan vrolijk en blijde te zijn; want deze uw broeder was dood, en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden."

 

Dit verhaal staat bekend als de gelijkenis van De verloren zoon. Maar wat betekent dit verhaal precies? Ogenschijnlijk is het simpel. De verloren zoon keert onverwachts terug en dat leidt tot grote blijdschap bij de vader. Een begrijpelijke reactie. Maar wat bedoelt Jezus hier over te brengen? Een verloren ziel die gered wordt, is iets om je over te verheugen.

Er zit natuurlijk nog een belangrijk punt in dit verhaal. Het ging om tollenaars en zondaars, in de ogen van de heersende klasse minderwaardige figuren. Verder wordt Jezus door die heersende klasse bedekt aangevallen: jij richt je op het tuig van de wereld in plaats van op ons, belangrijke mensen.

In dit verhaal van Lucas maakt Jezus duidelijk, dat hij dat tollenaar en zondaar zijn, ziet als een aanbeveling. Want juist zulke verloren zielen, moet je proberen te redden. Over de zielen die al gered zijn, hoef je je niet meer druk te maken, stelt hij, je moet je richten op de verloren zielen.

De situatie van het verhaal is dat Jezus als prediker tollenaars en gewone mensen aantrok. De heersende klasse vond dat maar zo zo. In reactie op hun gemor komt hij vervolgens met deze gelijkenis. Eigenlijk is de strekking dus: als prediker moet je je juist richten op de verloren zielen. Want daar valt winst te halen.

Het voorgaande, zou je kunnen zeggen, is slechts mijn interpretatie. Over wat een tekst precies betekent, kun je vaak eindeloos twisten zonder een stap verder te komen.

Maar mag je dit verhaal samenvatten als: "Er is een feest in de hemel, als jij op Gods uitnodiging ingaat"? Dan breng je nog al wat nieuwe elementen in. De blijdschap en vreugde worden vertaald in een hemels feest. En opeens is er sprake van een Goddelijke uitnodiging. Ik denk dat die interpretatie nog al wat toevoegt, dat niet in het oorspronkelijke verhaal zit.

Op internet is een podcast te vinden over deze poster (https://www.gelukkigdemens.nl/106-feest-in-de-hemel/). Ook de mevrouw van deze podcast, kennelijk theologisch geschoold, ziet de tekst van de poster als een nogal vrije interpretatie van het Bijbelverhaal.

Wat is het punt, waar het me hier omgaat?

Wat je hier ziet, is dat gelovigen hun eigen verhaal maken, van een op zich heel begrijpelijk verhaal uit de Bijbel. Jezus zegt A, zij zeggen daarna B. En omdat A waar moet zijn in hun opinie, moet ook hun interpretatie B dan wel waar zijn. Ook de mevrouw in de podcast verdedigt, dat iedereen zijn eigen interpretatie van een tekst mag hebben.

Maar dat is natuurlijk volstrekt wilde logica. Als een recept voorschrijft dat je 10 gram oploskoffie moet gebruiken om iets te bakken, kun je daar niet automatisch uit afleiden dat 10 gram allesreiniger ook wel kan.

Het idee van de gelovigen en de mevrouw in de podcast is, dat iedere interpretatie verdedigbaar is en dus goed. Maar als empirisch wetenschapper denk je anders. Als een uitspraak klopt, dan moet die toetsbaar zijn. Als de uitspraak niet toetsbaar is, dan is het gelul. Of duurder gezegd: metafysica.

Stel, dat je oprecht gelooft dat zo'n drastische vervanging in een recept prima kan. Als empirisch wetenschapper heb je dan een simpele oplossing: doen! Bak de cake eerst op de ene manier en daarna op de andere manier en kijk of het resultaat nog steeds voldoet.

Het probleem bij dit Bijbelverhaal is natuurlijk dat het lastig toetsbaar is. Maar is dat een vrijbrief om er maar op los te interpreteren? Is iedere interpretatie goed? Dan zeg je eigenlijk: dit verhaal klinkt misschien leuk, maar het betekent helemaal niets. Het is volstrekte onzin. In mijn optiek draaf je dan door, want dat verhaal is wel degelijk ooit opgetekend door een bepaald iemand met een bepaalde bedoeling.

Wat ik denk te zien in de postertekst, is dat gelovigen er vrolijk op losleuteren. Jezus heeft het volgens het verhaal van Lucas nooit gehad over een feest in de hemel. En volgens dat verhaal was er ook niet zoiets als een uitnodiging van God.

Als je zo'n Bijbelverhaal serieus probeert te begrijpen, moet je je om te beginnen niet beperken tot een enkel vers, maar moet je het hele verhaal nemen. Verder moet je dat verhaal in de context van die tijd en cultuur plaatsen. En je moet het verhaal in de context van de Bijbel als geheel plaatsen. Vervolgens moet je niet zelf allerhande zaken gaan toevoegen.

Wat je bij deze postertekst  ziet, is dat gelovigen uit een stukje Bijbel hun eigen verhaal maken. Als groep vinden ze dat nieuwe verhaal oké en dus is het zo! Maar dan zet je de deur voor discriminatie wagenwijd open. Als het criterium wordt: wij vinden het en dus is het zo, dan heb je als groep altijd gelijk. Totdat de Natuur (de harde werkelijkheid) duidelijk maakt, dat zij lak heeft aan dat gelijk.

Wat je hier ziet, is dat gelovigen de Bijbel opvatten als een soort grabbelton. Je graait erin en haalt eruit, wat je goed denkt te kunnen gebruiken. Het achterliggende idee is: het is toch allemaal geleuter, wat maakt het uit. Als ik er maar mijn voordeel mee kan doen! Je gebruikt de oorspronkelijke tekst om mee te zwaaien, om indruk te maken en om een mooi verhaal neer te zetten. Ze maken zich niet druk over wat er ooit precies met de tekst bedoeld is, maar grijpen een stukje en proberen daar hun voordeel mee te doen.

Ze hebben een blijde boodschap voor de wereld. Geen gezeik, iedereen rijk! God is met ons! Maar wat God beweert of verondersteld wordt te beweren, interesseert ze geen zak.












zaterdag 4 november 2023

Bevooroordeeldheid is de grote factor die discriminatie, racisme en antisemitisme verklaart

 

Alles draait om bevooroordeeldheid! Bevooroordeeldheid is de grote variabele in het empirische onderzoek naar discriminatie. Wanneer je weet, hoe bevooroordeeld iemand is, kun je voorspellen wat die man of vrouw gaat doen.

Eigenlijk moet ik dat laatste punt wat nuanceren. Bevooroordeeldheid (het instemmen met vooroordelen) is de strongman-variabele. Het is de maat, die aangeeft of iemand de strongman (de dictator) wel of niet gaat steunen in zijn mars naar de absolute macht. Ben je iemand die Trump gaat steunen? Ben je iemand die Poetin gaat steunen? Je mate van bevooroordeeldheid voorspelt het.

Iemand die bevooroordeeld is, steunt de strongman door dik en dun. Zodra de strongman de macht heeft, worden minderheden het slachtoffer, maar de bevooroordeelde geest ziet geen problemen en voert enthousiast de orders van zijn grote baas uit. Veel bevooroordeelde geesten wachten expliciete orders niet eens af. Aan een hint hebben ze voldoende om te weten, wat hun strongman willen. Graag komen ze in actie om zijn beoogde slachtoffers een kopje kleiner te maken.

Met bevooroordeeldheid is iets vreemds aan de hand. Het vreemde is, dat nog maar sinds kort duidelijk is, dat bevooroordeeldheid de strongman-variabele is.

Je zou verwachten, dat als je meer duidelijkheid wilt over discriminatie, de vooroordelen die iemand koestert een logisch beginpunt zijn voor alle onderzoek. Menselijk gedrag begint vaak met ideeën, geloof en (foute) gedachten. Het meten van hoe iemand denkt over allerhande vooroordelen zou dan een logische eerste stap zijn.

Maar om een of andere reden lukte het als het ware voortdurend niet goed die eerste stap te zetten. De aartsvaders van het empirische onderzoek naar discriminatie (de auteurs van The Authoritarian Personality, 1950) begonnen met het meten van antisemitisme. Die poging lukte prima.

Daarna werd de vragenlijst uitgebreid met enkele andere minderheidsgroepen. Het ging niet langer alleen om antisemitisme, maar om iets als haat tegenover minderheden. Ook die uitbreiding lukte prima. Antisemitisme was te beperkt als term, het ging om iets dat veel wijder was. De auteurs noemden dat etnocentrisme. Uitgaan van de normen van je eigen groep.

Vervolgens kozen ze een totaal invalshoek. Ze probeerden de vooroordelen van politiek rechts (politiek economisch conservatief, PEC) te meten. Ook dat lukte goed. Verder bleken etnocentrisme en de PEC-schaal behoorlijk te correleren (samen te hangen).

Wanneer je beide maten corrigeert voor hun mate van onbetrouwbaarheid (zoals ik gedaan heb), blijkt de gevonden correlatie (na correctie) bijna maximaal te zijn. De auteurs hadden tweemaal dezelfde factor gemeten op totaal verschillende manieren. Een duidelijke aanwijzing dat ze een belangrijke factor te pakken hadden.

Maar doordat de auteurs nalieten die noodzakelijke correctie door te voeren, realiseerden ze zich niet goed, wat ze precies gevonden had. Daarom gooiden ze het weer over een totaal andere boeg. Dit werd de beroemde/beruchte F-schaal om fascisme te meten via diepere persoonlijkheidskenmerken.

Ook dit lukte min or meer, zou je kunnen zeggen. De schaal bleek wel redelijk betrouwbaar. Maar deze vragenlijst was niet gebalanceerd (niet even veel positieve als negatieve antwoorden) en tot overmaat van ramp bleek deze vragenlijst niet een enkele factor te meten, maar minstens twee en mogelijk meer.

Wie de moeite neemt de F-schaal te corrigeren voor onbetrouwbaarheid (zoals ik gedaan heb), vindt ook nu weer dat de auteurs voor de derde maal dezelfde factor hebben gemeten. Etnocentrisme, de PEC-schaal en de F-schaal maten allemaal dezelfde persoonlijkheidseigenschap.

Hierna ontstond er eindeloze verwarring. Het boek was te dik, vaak tegenstrijdig, dus niemand nam de moeite het volledig door te ploeteren. Iedereen concentreerde zich op de F-schaal en daar waren duidelijk problemen mee.

Het eerste deel van het probleem werd tenslotte opgelost door Bob Altemeyer. Hij destilleerde uit de F-schaal een nieuwe variabele (Right Wing Authoritarianism, RWA) en zorgde dat die betrouwbaar was, homogeen (er werd slechts één factor gemeten) en valide.

Het tweede deel van het probleem werd opgelost door de ontdekking van SDO (Social Dominance Orientation). Een vragenlijst die nagaat of mensen denken en geloven in groepen die meer of minder zijn.

Nu bleek uit onderzoek een bijzonder feit. De RWA-schaal en de SDO-schaal voorspelden allebei bevooroordeeldheid, maar correleerden niet of amper. Daardoor waren ze samen in staat bevooroordeeldheid in zeer hoge mate te voorspellen. Het was alsof de ene variabele het linker deel van bevooroordeeldheid voorspelde en de andere variabele het rechterdeel. Ieder van de twee variabelen voorspelde een ander stukje bevooroordeeldheid.

Een dergelijk resultaat dat twee niet-correlerende variabelen een derde variabele voorspellen, is in de psychologie uiterst ongebruikelijk. Hoe valt dit te begrijpen? Om hier licht op te werpen,  construeerde ik het soortenmodel. Mensen bestaan (na de uitvinding van de landbouw) in beginsel uit vier verschillende soorten mensen. Van die vier soorten gaan er drie klitten. Dat levert een machtige groep, die de vierde groep het werk laat doen en onderdrukt.

Maar wat is het bindmiddel dat de machtige groep samenbindt? Dat is het geloof, de gemeenschappelijke vooroordelen die de groep aanhangt. Met andere woorden: bevooroordeeldheid is dat wat de machtige groep bindt. En de mate van bevooroordeeldheid bepaalt dus of iemand in de onderdrukte groep (van de vrije geesten) zit of in de machtige groep.

In wezen maakt dat de zaak met betrekking tot bevooroordeeldheid simpel. Bevooroordeelde mensen volgen voor hun geloof en opvattingen de groepsnorm. De groep bepaalt, wat waar is. Onbevooroordeelde mensen volgen voor hun geloof de harde werkelijkheid. De feiten bepalen, wat waar is. Kijken we naar de groep òf kijken we naar de harde werkelijkheid?

Bevooroordeeldheid vertelt dus eigenlijk waardoor iemand zijn denken en praten laat bepalen. Door de groep of door de harde feiten.


vrijdag 3 november 2023

Waarom is de vaagheid van het begrip 'Joden' zo veelzeggend?

 

Laatst bijgewerkt: 3-11-2023 om 23.18

 

We hebben het over Joden. Misschien zijn we het roerend eens. Misschien verschillen we volledig van mening. Dan komt er iemand langs en die merkt wat terloops en plagerig op: Joden, wat zijn dat precies? Ik studeer er al mijn leven lang op en het is me nog nooit duidelijk geworden. Met andere woorden: dat waar jullie je zo druk over maken, is volstrekt vaag.

Maar als het begrip 'Jood' niet goed gedefinieerd is (het valt niet precies te zeggen of iemand wel of niet Jood is), wat moeten we dan denken van mensen die Joden haten? Ze haten iets, maar weten zelf niet precies wat.

Dat vertelt over de haters twee dingen. Allereerst haten ze en die haat is kennelijk niet gericht tegen dingen, maar tegen andere mensen.  Hun agressie is primair gericht tegen mensen. Ten tweede: de haters zijn mensen die hun termen niet goed definiëren. Ze babbelen wel, maar ze weten niet precies wat ze beweren. Er is iets mis met hun denken. Hun woorden zijn losgezongen van de harde realiteit en vertolken vooral wat ze voelen.

Maar als er met het denken van Jodenhaters iets mis is, dat je kunt omschrijven als los van de harde realiteit, dan wordt de zaak simpel. Want mensen hebben in beginsel slechts twee manieren van denken/praten.

We hebben het systeem 1 denken/praten. De baby gaat krijsen, want hij wil melk. Hij vertolkt zijn emotie en de sociale omgeving reageert daarop door te leveren, wat de baby wil. En we hebben het systeem 2 denken.

Systeem 2 denken doe je als je een puzzel oplost of ander hard probleem. Het juiste woord vinden in zes pogingen. Een mechanicasom oplossen. Een berekening maken. Een computerspel spelen. Dat soort zaken. Ook zaken als lopen, fietsen, hollen, springen, suppen, kanoën, autorijden zijn zaken die systeem 2 denken vergen. Op het moment dat je je vergist, straft de Natuur je genadeloos af. Het ene moment fiets je, het volgende moment lig je kermend op de weg. De Natuur kent geen genade. Wie denkt foutjes te kunnen maken, moet maar voelen.

Niet alleen mensen kunnen systeem 2 denken. Mensen denken vaak dat zij de enige met ratio begiftigde wezens zijn, maar dieren kunnen soms ook heel rationeel denken. Een jongeman en een beer ontmoeten elkaar op een bergtop in Alaska. De beer voelt zich bedreigd en valt aan. De jongeman redt het niet, valt gewond op de grond en houdt zich dood. Dat is voor de beer voldoende. De dreiging is niet langer aanwezig, het heeft geen zin de jongeman verder te verwonden.

De beer koesterde geen blinde haat tegen de jongeman, maar zag hem slechts als een bedreiging. Nu is het probleem opgelost en gaat hij/zij zijn weegs.

Ook duiven blijken dat lastige systeem 2 denken te beheersen. Het drie-deuren-probleem is een berucht probleem. Je hebt de keuze uit drie deuren: A, B en C. Achter een van die deuren staat een beloning. Zodra je een deur gekozen hebt, opent de quizmaster een van de andere deuren. Daar staat niets achter. Blijf je bij je gekozen deur of switch je naar de andere dichte deur?

Switchen naar de andere dichte deur levert op termijn belangrijk meer op. Eerstejaars wiskunde studenten vinden dat lastig en vinden die optimale oplossing lang niet altijd. Maar duiven die in een opstelling geconfronteerd worden met dit probleem, vinden die optimale oplossing vrijwel altijd wel.

Met andere woorden: eerstejaars wiskunde studenten vinden het lastig hun denken af te stemmen op de harde empirie, maar duiven hebben daar minder last van. Duiven zijn soms beter in systeem 2 denken dan wiskunde studenten, zou je kunnen zeggen.

Wat is het verschil tussen beide denksystemen? In de Bijbel werd dat kernachtig verwoord. De boer beoordeelt de vruchtboom op basis van de vruchten die de boom voortbrengt. Maar de stadsmens beoordeelt de boom op basis van het fraaie uiterlijk.

Je ziet de boom en denkt: oh, wat mooi! Maar de boer heeft niets aan het fraaie uiterlijk, die heeft een boom nodig die veel bruikbare vruchten produceert. In het ene geval gaan we af op wat we onmiddellijk denken of voelen. In het andere geval moeten we ons onmiddellijke oordeel opschorten, een hele tijd wachten en tenslotte kijken naar de opbrengst.

De basis van systeem 1 denken is sociale feedback. Je zegt iets en je publiek reageert. De baby heeft trek en zet het op een huilen. De sociale omgeving reageert met het geven van melk. De groep bepaalt wat juist is.

Dictators en strongmen zijn meesters in het manipuleren van hun publiek via systeem 1. Hitler beoordeelde de effectiviteit van zijn toespraken door te kijken naar het aantal nieuwe leden dat zich na afloop had aangemeld voor zijn NSDAP. Een goede toespraak hoefde niet juist te zijn, maar moest wel veel leden opleveren. Dictators zijn meesters in systeem 1 denken.

De basis van systeem 2 denken is harde feedback. Als duif kun je wel wild gaan koeren, maar de opstelling van het drie-deuren-probleem laat zich niet van de wijs brengen. Je zult toch echt de meest optimale deur moeten kiezen anders gaat de beloning je neus voorbij.

De oude Joden (in het Oude Testament) beseften al dat ze het vermogen hadden de Natuur (God) met de nodige moeite enigszins te doorgronden. Mensen hadden in beginsel het vermogen tot systeem 2 denken. Die manier van denken kiezen, die in een situatie met harde feedback het meeste oplevert of de minste problemen veroorzaakt. Je denken aanpassen aan de omstandigheden. De Natuur bepaalt wat juist is.

Alle mensen hebben van nature het vermogen tot systeem 1 denken. Je probeert via je praten je sociale omgeving zo te beïnvloeden, dat je krijgt, wat je wilt hebben. Voorbeeld: geef me s.v.p. de kaas. Je denkt vanuit je wensen, gevoelens, meningen, ideeën en geloof.

Maar systeem 2 denken is een stuk lastiger. Voorbeeld: gaat deze boom bij storm wel of niet omwaaien? Je kunt van harte hopen dat hij blijft staan, maar pas een hele tijd later blijkt dat de Natuur toch echt anders dacht. Je denkt vanuit de feiten. De feiten bepalen, wat klopt.

Als het begrip 'Jood' niet duidelijk gedefinieerd is, kan dat dus alleen maar betekenen dat Jodenhaters dat probleem niet zien. Ze denken niet via systeem 2, maar babbelen opgewekt via systeem 1. Ze vinden iets, maar weten zelf niet precies wat. Ze babbelen liever dan dat ze hun grijze cellen laten werken.

Maar als 'Joden' in de harde werkelijkheid niet echt bestaan als een keurig afgebakende groep, dan kan de haat van Jodenhaters nooit beperkt zijn tot die niet bestaande groep. Met andere woorden: Jodenhaters zijn haters van andere mensen. Het zijn haters van iedereen die niet tot hun eigen groep behoort en misschien gaat die haat zelfs nog wel  verder. Hitler had er geen problemen mee zijn eigen kameraden uit te moorden. Zodra hij ze zag als een bedreiging, waren ze gedoemd. Hetzelfde geldt voor andere strongmen.

Het begrip 'Jodenhater' is te beperkt. Het is iemand, die denkt en gelooft Joden te haten. Maar dat is te specifiek. Als het uiten van negatieve emoties (agressie) je favoriete tijdverdrijf is, is die haat gericht tegen iedereen, die je niet bevalt.

We kunnen de zaak dus beter omdraaien. Je hebt mensen die om een of andere reden niet via systeem 2 denken, zodra ze met een probleem geconfronteerd worden. Zodra zich een probleem voordoet, voelen ze negatieve emoties (agressie) en richten ze die op iemand in hun omgeving. Ze blijven via systeem 1 functioneren en schakelen niet over naar het moeilijkere en tijdrovender systeem 2. En je hebt koele, nuchtere geesten die niet met deze emotionele denkprobleem worstelen en zodra zich een hard probleem voordoet, moeiteloos overschakelen naar systeem 2.

De ervaring leert dat de haat van haters vaak nog verder gaat. Als zich een probleem voordoet, voelen ze agressie. Hun sociale omgeving heeft daar vaak positief op gereageerd. Ze kregen tenslotte, wat ze wilden. Maar wat gebeurt er, als er geen anderen meer zijn? Of als de emoties hoog oplopen? Dan richt de agressie zich tegen het individu zelf. Haters plegen gemakkelijk zelfmoord. In hun denken bestaat de harde realiteit niet, hun denken is gebaseerd op emoties.Zodra ze overweldigd worden door negatieve emoties voelen, slaan ze de hand aan zichzelf.

Wie haat je als hater het meest? Koele geesten laten zich niet gemakkelijk verleiden tot het haten van medemensen die niet helder kunnen denken. Maar de mensen die het vrijwel voortdurend niet lukt om helder te denken, willen koste wat het kost, meedoen met hun sociale groep en in die groep scoren (zo'n hoog mogelijke status krijgen). Wie haat je dan het meest? Inderdaad, de heldere geesten, die zich van het groepsoordeel niets aantrekken.

De simpele waarneming dat het begrip 'Joden' niet goed gedefinieerd is, vertelt veel over de mensen die haten, mits je weet, hoe het zit. Voor dat laatste waren tientallen jaren moeizaam empirisch onderzoek nodig. Kennelijk zijn we vaak ziende blind.








donderdag 2 november 2023

Joden, wat zijn dat precies?'

 Laatst bijgewerkt: 3-11-2023 om 2.37

 

Waarom hebben mensen zo'n hekel aan Joden? Daar ging mijn vorige blogpost over. Vandaag (1-11-2023) stond in de Volkskrant een column van Max Pam die dat terloops prachtig illustreert. Maar ik moet er bij opmerken: zo bedoelde hij zijn column vermoedelijk niet.

Ik laat hier de bewuste passage op het einde van zijn column, volgen.

"Misschien is het u opgevallen dat er de laatste tijd weer veel over Joden wordt gesproken. Ooit heeft Avro-directeur Willem Vogt gezegd dat je vooral niet te veel Joden op de televisie moest laten zien, want dat bevordert alleen maar het antisemitisme. Maar ik zie ze in allerlei talkshows. Der sympathische Jude, die graag wil verbinden en een moslim de hand schudt, want als we maar aardig voor elkaar zijn, komt het vanzelf goed met deze afschuwelijke wereld. Ondertussen moeten Joden dit en dat, mag je ze vooral niet verwarren met Israëliërs, hoewel Joden het er zelf ook wel een beetje naar hebben gemaakt, dat soort geneuzel. Iedereen schijnt precies te weten wie een Jood is en wat joods.

Zelf ben ik er na al die jaren nog steeds niet uit. Is het een volk, een religie, een traditie, of alle drie? In dat laatste geval wordt het helemaal vaag. Dan kom je ook terecht op het terrein van een antisemiet als Karl Lueger, die zei: ‘Wer ein Jude ist, bestimme ich!’ Mijn vader had een handzame definitie: een Jood is iemand met een Joodse moeder. Daar voegde hij aan toe: dat staat in de Joodse wet – de Tora.

Of het er ook letterlijk zo in staat, heb ik nooit opgezocht, vermoedelijk om mijzelf te behoeden voor een teleurstelling. Wat doet het er ook toe? Ik heb ook nooit willen weten hoeveel engelen er kunnen dansen op de punt van een naald."

 

Mensen babbelen druk over 'Joden' en hebben daar allerhande meningen over. Dan komt Max Pam terloops langs en blaast als een soort grote olifant het hele sprookje uit, door als veronderstelde Jood simpelweg op te merken: iedereen schijnt het precies te weten, maar het is mij in al die jaren nog nooit duidelijk geworden.

En alsof dat nog niet genoeg is, degradeert hij daarna het hele probleem Wat is een Jood? vrolijk tot het toppunt van metafysische onzin: hoeveel engelen kunnen er dansen op de punt van een naald? 

Stel je de situatie voor. Jij hebt een duidelijke mening over wat de Joden zouden moeten doen in het conflict met de Palestijnen. Je opponent heeft een totaal andere mening. Samen ben je verwoed aan het discussiëren. Dan komt er een Jood langs en die maakt met een enkele opmerking duidelijk dat zowel jij als je opponent de band met de realiteit volledig kwijt zijn. Opeens zijn het jullie helemaal eens, jullie voelen en denken precies het zelfde. Die Joden . . .

Maar ik denk dat Pam de vinger op de zere plek heeft gelegd: 'Joden', wat zijn dat precies?