zondag 7 januari 2024

Moeten we meer dromen?

 

Laatst bijgewerkt: 14/1/2024 om 2.16

 

In de Volkskrant van vrijdag 22 december 2023 lees ik een column van Asha ten Broeke die me intrigeert en daarna niet meer loslaat. De titel luidt: "Er valt momenteel verrekte weinig te dromen, maar dat is nu juist wanneer dromen er het meest toe doen".

Ten Broeke krijgt de vraag, waarover zou ze schrijven als we in een rechtvaardige wereld zouden leven. Een vraag, die haar vervolgens niet meer loslaat. Want de werkelijke wereld stemt niet echt opgewekt. En dan formuleer ik (MvE) het zachtjes, want als je om je heen kijkt, is het bijna overal ellende.

In haar opinie moeten we dus meer dromen, als de werkelijkheid tegenvalt. Maar is dat wel zo?

Het punt dat ze via haar column op deze manier aan de orde stelt, is mijns inziens heel fundamenteel. Als het in de wereld meezit, is er geen aanleiding om te dromen. De zon schijnt, we doen leuke dingen, we hebben prima te eten en volop te drinken en we voelen ons levendig en energiek.

Maar vaak zit het in het echte leven tegen. Wat moet je dan doen? Hoe moet je omgaan met problematische omstandigheden. Je wilt een wereld A, maar je zit in een wereld Z. Het lijkt allemaal in de verste verte niet op wat je als ideaal ziet. Hoe ga je met zo'n frustrerende werkelijkheid om?

Iemand die ik goed ken en het nodige heeft meegemaakt, ziet de echte wereld als bedreigend. Wat die wereld ongetwijfeld ook vaak is. Maar je gedachten kun je zelf sturen en controleren. Je zit in je stoel en je droomt weg. De gevaarlijke wereld is er, maar je concentreert je op je innerlijke wereld. Op de wereld van je dromen.

Een dergelijke houding kun je je alleen veroorloven in een rijk land. Als je alleen in een gevaarlijk oerwoud zit en je gaat heerlijk dromen, kun je even later dood zijn. Wat wij soms 'primitieve inboorlingen' noemen, zijn mensen die graag willen dromen, maar het moet wel kunnen en ze zijn niet gek. In dat gevaarlijke oerwoud houden ze daarom hun ogen wijd open en proberen de gevaren die er loeren, steeds een stap voor te zijn.

Als 'hoogopgeleide Europeanen' hebben wij natuurlijk gelukkig geen last van dergelijk overdreven gedrag. In dat gevaarlijke oerwoud zouden we daardoor vermoedelijk binnen een dag dood zijn en anders de volgende dag wel.

Als travestiet/transgender realiseerde ik me op een kwade dag lang geleden dat ik zwaar in de problemen zat. Ik denk dat de meeste transgenders op een bepaald moment iets dergelijks ervaren. Maar op dat punt kun je twee kanten uit.

Op die kwade dag overwoog ik mijn kansen. Die waren niet echt goed, wist ik. Wat moest mijn eerste prioriteit zijn, vroeg ik me af? Ik vond dat ik als travestiet of transgender precies even veel recht had om te leven als andere mensen in mijn omgeving. Ik besloot, dat in leven blijven en gezond blijven mijn eerste prioriteit moest zijn. Een goede transgender is een levende transgender, besloot ik.

Toen kwam het tweede punt. Moest ik vluchten in mijn dromen of moest ik daarmee subiet stoppen en me volledig concentreren op overleven in die harde wereld? Voor mij was op dat moment de keuze niet moeilijk. Ik wist, dat als ik kans wilde maken om te overleven, ik me volledig zou moeten richten op omgaan met de harde werkelijkheid.

Niet alle transgenders zijn echter gelijk. Sommige transgenders kiezen zoals ik deed. Maar velen konden de verleiding van die heerlijke droomwereld, waarin je kon zijn, wat je ook maar wilde zijn, niet weerstaan. En vaak liep dat en loopt dat verkeerd af. Of je kiest voor het omgaan met de harde realiteit of je vlucht in die heerlijke en verleidelijke droomwereld, totdat de harde realiteit je heeft ingehaald.

Een ander voorbeeld: de mensen die de concentratiekampen overleefd hebben. Sommige van die mensen waren zo kwaad en zo verontwaardigd over hoe ze behandeld waren, dat ze alsnog zelfmoord hebben gepleegd. Wat mijnheer Hitler niet gelukt was, deden ze vevolgens zelf. Maar de meesten hadden een totaal andere attitude.

Neem Viktor Frankl. Hoe zag hij dat vreselijke concentratiekamp? Het was een unieke kans om menselijke gedrag onder extreme omstandigheden te bestuderen. Hoe moest je omgaan met die vreselijke werkelijkheid? Door zingeving. Je moest iets nuttigs gaan doen en je daarop concentreren. Dat maakte het mogelijk de angst en de pijn te verdragen. Het besef dat je met iets bezig was, dat belangrijk was en dat gedaan moest worden.

Ook hij zag in het kamp mensen die de oplossing zochten in hun dromen, in het zich afsluiten voor de vreselijke realiteit. Zijn ervaring was dat je die mensen niet kon redden. Wat je ook probeerde, deze mensen kon je niet meer terughalen. Ze waren reddeloos verloren. Men noemde dit in de kampen: 'muzelmannen'. De 'keuze' die een mens maakte in die gevallen, had grote consequenties.

Bij transgenders en transseksuelen was het vroeger de gewoonte twee groepen te onderscheiden. Type I en type II. Type I ging naar de kroeg, deed het vaak met mannen en zag er vaak oogverblindend uit. Maar type I leerde daardoor al op jonge leeftijd, dat de wereld niet zit te wachten op 'foute' mannen. Type II moest niets hebben van de kroeg, walgde van het idee dat je het met mannen zou doen en kwam vaak pas heel laat uit de kast en zag er dan doorgaans niet uit. Vaak vluchtte men vervolgens ook weer terug de veilige kast in. Maar uiteindelijk bleek dat vaak een doodlopende weg.

Type I had geen tijd om te dromen, omdat de strijd om het naakte bestaan hen volledig in beslag nam. Type II had door het lange verblijf in de kast geleerd dat het heerlijk is om te dromen, maar zag daardoor tenslotte vaak geen uitweg meer.

Dromen is misschien heerlijk, maar er kan een akelig hoog prijskaartje aanhangen. Wie wil overleven, moet bereid zijn 24 uur per dag de harde buitenwereld tegemoet te treden. Dus niet vluchten in zalige dromen, maar de handjes laten wapperen en het brein overuren laten maken.

Waarom is dit zo'n belangrijk punt?

Allereerst is er natuurlijk het punt: het gaat over jezelf, het gaat over je leven! Wie in confrontatie met problemen vlucht in zijn dromen, komt uiteindelijk van een koude kermis thuis.

Problemen moet je aanpakken voordat ze acuut zijn. Je moet dus voortdurend alert zijn. Je moet niet in paniek raken, maar juist op zulke momenten ijskoud worden, alsof je een straaljagerpiloot bent.

Als student psychologie deed ik ooit lang geleden een stage-onderzoek voor Sociale Psychiatrie van de RUG. De opdracht was 'coping behavior' (het omgaan met problemen) meetbaar te maken.  Ik bedacht eerst hoe een goede 'coper' eruit zou zien en werkte dat uit in, ik dacht, tien punten. Vervolgens bedacht ik, of zocht ik voor ieder van die punten meetinstrumenten (vragenlijsten). Vervolgens nam ik die batterij van vragenlijsten af bij een aantal sterk verschillende groepen.

Vrijwel al mijn vragenlijsten bleken betrouwbaar. Ik mat niet al te veel ruis, maar inderdaad eigenschappen van mijn respondenten. Verder bleken al die instrumenten steeds dezelfde factor te meten. Mensen blijken dus in het omgaan met moeilijke situaties in twee duidelijke groepen te verdelen: de mensen die dat kunnen en de mensen die dat niet goed kunnen.

Je zou die factor kunnen benoemen als omgekeerd 'neuroticisme', want die schaal scoorde hoog bij de mensen, die veel problemen hadden en daar niet goed mee overweg konden.

Er is dus slechts één enkele factor, die bepaalt of je wel of niet goed bent in het omgaan met problemen. Die factor kun je meten met de N-schaal (neuroticisme) van de ABV (Amsterdamse Biografische Vragenlijst). Wie hoog scoort, is slecht in het omgaan met problemen en problematische situaties.

De omgaanmetproblemen-factor is niet, ach en wee roepen. Het is niet: heel erg klagen. Het is: kalm blijven, niet in paniek raken, je verstand aan het werk zetten en doen, wat je moet doen.

Anders geformuleerd: wat mijn resultaten lieten zien, is dat mensen in confrontatie met een probleem slechts twee opties hebben. Of ze vervallen in een emotionele response, of ze blijven ijzig kalm, bestuderen het probleem en proberen dat op te lossen. Of je doet het een, of je doet het ander.

Er is nog een ander punt, waarom dit resultaat belangrijk is.

Bevooroordeeldheid is de grote variabele, die het empirische discriminatie-onderzoek tenslotte heeft opgeleverd. Denk je 'fascistisch' of moet je daar juist niets van hebben? Zie je de sterke man helemaal zitten of denk je, dat dat eindeloze ellende betekent? Denk je als een gelovige of denk je vanuit de harde feiten? Denk je dat je overtuigingen de uliteme werkelijkheid zijn of heb je een heilig respect voor de echte werkelijkheid? Praat je vanuit je geloof en overtuiging of probeer je voortdurend te denken vanuit de feiten?

Als je onbevooroordeeld denkt, accepteer je de harde werkelijkheid zoals die is. Al je ideeën over hoe het idealiter zou moeten zijn, schort je even op. Je hebt te maken met die harde werkelijkheid en dat is meer dan genoeg.

Ik denk dat de droomwereld en de geloofswereld vaak samenvallen. Er is voor iedere persoon slechts één virtuele wereld en voor ons allemaal slechts één echte wereld. Als je leeft in de echte wereld, dan is het prima om zo af en toe even te ontspannen. Neem een borrel, klets gezellig, droom lekker weg. Maar doe het met mate en vooral niet te lang. Want de echte wereld is hard en wacht niet.

Ik denk dat het wel of niet leven in onze dromen, precies het punt is, waarop het tegenwoordig heel erg mis gaat. We zijn onze dromen, onze ideeën, ons geloof, onze meningen en ons gebabbel als heilig gaan zien en we vergeten, dat de harde feiten uiteindelijk het verschil uitmaken tussen leven en dood. Tussen armoede en welvaart. Tussen ziekte en welvaart. Tussen vrede en oorlog.

Een Amerikaanse president zei ooit: "Ït's the economy, stupid!", en won daarna de verkiezingen. Ik denk dat als we de gigantische problemen willen oplossen, die ons nu bedreigen, we moeten zeggen: 'It are the facts, stupid!' Uiteindelijk gaat het er niet om wat wij denken of geloven, maar moeten we zo goed mogelijk dealen met de harde werkelijkheid om ons heen.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten