Laatst bijgewerkt: 17/1/2024 om 1.54
In de vorige blogposts ging ik in op het verschil tussen bevooroordeeldheid (het instemmen met populaire uitspraken die niet gebaseerd zijn op feiten) en neuroticisme (klaaggedrag, emotionele stabiliteit). Neuroticisme was één van de vele operationalisaties die ik gebruikte om het omgaan met problemen (coping behavior) te meten. Na correctie voor onbetrouwbaarheid bleken al die operationalisaties in sterke mate één gezamenlijke factor te meten. Die factor kun je dus benoemen als 'goed omgaan met problemen' en neuroticisme (de N-schaal van de ABC) correleerde heel hoog met deze factor, maar negatief. Mensen die hoog scoren op neuroticisme zijn slecht in het omgaan met moeilijke situaties.
Het resultaat dat ik indertijd vond, is psychologisch gezien heel merkwaardig. Bijna nooit gebeurt het dat een hele reeks operationalisaties voor een bepaald begrip allemaal in hoge mate dezelfde factor blijken te meten. Je vraagt je dus af: hoe is dit mogelijk? Wat is hiervoor de verklaring?
Jagers/verzamelaars hebben twee manieren van bestaan. In het oerwoud zijn ze op hun hoede en communiceren ze totaal anders dan in hun dorp. Dat lijkt ook begrijpelijk. Je wilt iets vangen of vinden. Het is niet het juiste tijdstip voor allerhande verhalen die geen zoden aan de dijk zetten.
In het relatief veilige dorp zijn ze echter totaal anders. Ze nuttigen daar samen de buit, zijn vrolijk en kletsen er lustig op los. De functie daarvan is de onderlinge band te versterken, want zonder de anderen (dus alleen) kunnen ze in het oerwoud niet overleven.
Stel nu, je zit met een probleem en je bent in het dorp. Dan zijn er heel veel van je dorpsgenoten om je te helpen, van advies te dienen en dergelijke Maar als je niet in het dorp bent, dus in het oerwoud en je komt in een probleemsituatie terecht, dan zijn de anderen doorgaans een eind verderop. Op zulke momenten moet je dus proberen zelf het probleem op te lossen.
Hoe jagers/verzamelaars een probleem aanpakken, hangt dan af van de situatie. Na de uitvinding van de landbouw ontstaat er echter een totaal andere situatie. Je bent geboren in een rijk dorp en gewend dat andere mensen je problemen oplossen. In zo'n geval reageer je op een probleem door dat kenbaar te maken aan anderen, zodat die het kunnen oplossen.
Voor de boeren (of bèta's) die de productie en dergelijke verzorgen in een landbouw-samenleving, geldt echter niet dat ze automatisch altijd in een rijke omgeving verkeren, waarin ze hun probleem aan anderen kunnen doorgever voor oplossing. Integendeel, deze mensen waren arm en waren hun leven niet zeker, omdat ze niet behoorden tot de machtige groep. Ze moesten alle mogelijke problemen voortdurend zelf oplossen.
De verklaring voor die ene grote probleemfactor is dan dat veel mensen geleerd hebben of genetische aanleg hebben om problemen door te schuiven naar hun groepsgenoten, terwijl anderen juist geleerd hebben of genetische aanleg hebben om problemen zoveel mogelijk zelf op te lossen.
In confrontatie met problemen kunnen we daardoor twee totaal verschillende kanten uit. Je kunt heel hard gaan huilen en hopen dat je moeder of vader aangerend komt. Je kunt ook kalm blijven, een stok pakken en de alligator doodslaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten