dinsdag 21 augustus 2018

Het lastige van onderzoek naar discriminatie/agressie


Met het onderzoek naar discriminatie is iets vreemds aan de hand. Als je vertelt dat je je bezig houdt met het onderzoek naar discriminatie, krijg je bijvoorbeeld te horen: discrimineren doen we allemaal. Dat is natuurlijk ook zo, wanneer we uitgaan van de oorspronkelijke betekenis van dat woord: onderscheid maken. Een tafel is geen stoel. In die zin maken we dus allemaal onderscheid.

De term 'discriminatie' is dus nog ongelukkig en misleidend. Het is niet iets dat iedereen doet en het is niet iets onschuldigs. Het gaat in werkelijkheid meer om negativiteit en agressie dan om discriminatie. Mensen die hoog scoren op bevooroordeeldheid kunnen om vrijwel niets ontploffen.

Je kunt ook zeggen, dat gaat het om het Kwaad in de mens. De politiek ponerologen hebben het over: the study of Evil. Door het zo te benoemen gaan we precies de andere kant uit. We stellen het voor als een zelfstandig, groot en kwalijk ding met bovennatuurlijke eigenschappen. Wanneer we nog een stap verder gaan, worden de onderzoekers priesters die geheimzinnige bezweringsformules uitspreken om ons tegen het Kwaad te beschermen.

Ik denk dat beide benaderingen fout zijn. Een term als 'discriminatie' is misleidend, omdat men een kwalijk iets opzettelijk vervangt door een woord dat voorheen een neutrale betekenis had. Een woord dat bovendien iets totaal anders betekende dan waar het in werkelijkheid over gaat. Het probleem is niet wie precies wel of niet X is, maar het probleem is dat de X vervolgd worden en dat wanneer de X vernietigd of verjaagd zijn, een andere groep gezocht wordt om hetzelfde lot te ondergaan.

Maar het heeft ook geen zin het verschijnsel op te blazen tot bovennatuurlijke proporties. Ik hoorde een archeoloog een eindeloze reeks oorlogen en extreme gewelddadigheden ooit verklaren als: mensen zijn nu eenmaal niet zulke aardige wezens. Mensen hebben een aardige kant en een minder aardige en zelfs gevaarlijke kant en die laatste kant proberen we in deze blog te begrijpen en zo mogelijk te beïnvloeden.

Je vindt die neiging het probleem volledig te neutraliseren ook terug op de vele sites die gaan over discriminatie. Men gaat er vanuit dat iedereen het per ongeluk misschien wel eens doet, maar dat eigenlijk niemand het bewust zal doen. Mocht iemand het wel doen, dan volstaat om daar even vriendelijk op te wijzen. Hallo, het is u misschien nog niet opgevallen, maar wat u daar net deed, hoort eigenlijk niet, want het zou uitgelegd kunnen worden als discriminatie.

Wie zich verdiept in het probleem van Zwarte Piet ziet dat de zogenaamde 'anti-racisten' geen idee hebben van wat discriminatie vaak betekent. In het echt gaat het vaak over zijn of niet zijn. Over leven of dood. Wanneer ik het echter zo formuleer, is het onderwerp niet sexy meer en haken veel mensen af.

Toen ik me als 'foute' man voor het eerst durfde te realiseren dat ik te kampen had met discriminatie zat ik volledig in de positie van underdog. Wanneer ik openlijk gesteld had dat ik gediscrimineerd werd, had men dat opgevat als een persoonlijke aanval en was dat een prachtige reden geweest om me te ontslaan. De onderlingen verhoudingen waren in dat geval immers verstoord en dat was dan gekomen door mijn toedoen.

Toen ik vele jaren later, via enige basale statistiek, kon aantonen dat ik in het kader van mijn promotie-onderzoek gediscrimineerd werd, begonnen mijn mede transgenders me voor rotte vis uit te schelden. Want ze wisten zeker dat discriminatie niet bestond en als het al bestond, zouden het zeker geen hoogleraren zijn, die dat zouden doen.

De kille werkelijkheid waar ze door mij mee geconfronteerd werden, was zo frustrerend dat ze in de aanval- en agressiemodus schoten. Vermoedelijk zegt dat ook iets over de persoonlijkheid van deze 'klassieke' (type II) transgenders. Bij informatie die niet overeenkomt met hun denkbeelden, reageren ze met agressie.

Wie zich verdiept in de geschiedenis van het empirische onderzoek naar discriminatie ziet dat dat uiterst merkwaardig begint en verloopt. De onderzoekers nemen een bewering waarvan ze veronderstellen dat het een vooroordeel moet zijn, doen onderzoek en tonen vervolgens aan dat hun zogenaamde vooroordeel klopt.

Hun conclusie: er bestaan dus geen vooroordelen, wat wij aanzien voor vooroordelen zijn in werkelijkheid terechte oordelen. Die conclusie vonden ze zo prachtig, dat in wezen hetzelfde onderzoek bijna honderdmaal herhaald werd.

In hun optiek bewees dat vele onderzoek nog overtuigender hun ontwijfelbare gelijk. Elders merkte rond die tijd echter een bescheiden natuurkundige op: als ik echt ongelijk had gehad, was een enkele wetenschapper ook wel voldoende geweest. De juistheid of onjuistheid van een uitspraak valt niet te beïnvloeden met de hoeveelheid onderzoek. Een manier van denken die deze 'alfapsychologen' volledig vreemd was.

Van de veronderstelling dat zware voorwerpen sneller zouden vallen dan lichte, hadden deze vele onderzoekers kennelijk nog nooit gehoord. Toch was die veronderstelling eeuwenlang voor juist aangenomen. Kennelijk had men ook nog nooit gehoord van Galilei die rond 1600 niet alleen liet zien dat deze stelling niet klopte, maar ook empirisch de juiste formule afleidde om te voorspellen hoe lang een val precies duurde. Kennis die ooit op de middelbare school onderwezen werd.

Wat was er precies nodig om de vele psychologische onderzoekers die geloofden dat foute oordelen niet bestonden, van hun geloof af te doen vallen? Dat was niet een overtuigend onderzoek dat hun ongelijk definitief aantoonde, maar een strongman. Dankzij Adolf Hitler en miljoenen overbodige doden gaven de cognitief psychologen tenslotte schoorvoetend toe: misschien bestond er toch wel iets als een fout oordeel dat soms per ongeluk kon ontstaan. De mens was een volstrekt uniek wezen, maar soms kon er een kleinigheid in dat unieke brein misgaan.

De Duitse Joden die de nazi's van dichtbij mochten meemaken, zagen deze kleinigheid in het brein als een iets groter probleem. Het resultaat was een irrationeel boek van Fromm over een idee dat hij dacht te zien, maar dat hij zo vaag en wild geformuleerd was, dat onderzoekers er vermoedelijk meer last dan steun van hadden. Door zijn persoonlijkheid en de cultuur waarin hij was ondergedompeld, was hij kennelijk niet in staat het probleem zakelijk en onbevooroordeeld te verwoorden.

Daarna kwamen de onderzoekers en filosofen van The Authoritarian Personality. Zij zijn de eersten die echt onderzoek deden naar het probleem, maar tegelijkertijd lukte het hun niet hun irrationele modus voortdurend te bedwingen. Het resultaat was een gigantisch mengsel van feit en fictie. Iets waardoor het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie niet alleen belangrijk vertraagd zou worden, maar bijna voorgoed op de vuilnisbelt van de wetenschap zou belanden.

Als moderne mensen (we zijn ontstaan na de uitvinding van de landbouw) hebben we kennelijk grote problemen onze irrationele modus voortdurende de baas te blijven als het over een emotioneel onderwerp als discriminatie en agressie gaat.

Maar wacht even, wat bedoel ik met 'irrationele modus' en met 'discriminatie en agressie'? Heb ik het dan niet over hetzelfde? Probeert de hond hier niet in zijn eigen staart te bijten? Ik denk dat daar wel iets in zit.

Op het moment dat we discrimineren, staan we in de irrationele modus. Dan lukt het niet om serieus onderzoek te gaan doen. Sterker nog: mensen die sterk geneigd zijn tot discrimineren zijn vermoedelijk sowieso niet in staat tot serieus onderzoek. Het is hun niet gegeven.

Wat je dus vermoedelijk nodig hebt voor serieus onderzoek naar discriminatie en agressie, is een merkwaardige mix. Je hebt allereerst mensen nodig met een grote drive om zich in het onderwerp te verdiepen, om te willen weten. Maar discriminatie/agressie is geen sexy onderwerp. Mensen die zelf het monster langdurig in de bek gekeken hebben, hebben dan qua motivatie een paar streepjes voor.

Die ervaring op zich is echter niet genoeg. Want als moderne mensen zijn we geneigd die ervaring te vertalen in . . .  Ja, inderdaad: discriminatie en agressie. Zij hebben geprobeerd ons een kopje kleiner te maken, nu is het onze beurt. Men kiest voor de strijd en niet voor analyse en onderzoek. Ik ben dus geneigd te denken dat je een bèta nodig hebt, die tegelijkertijd ook ervaringsdeskundige is. Maar misschien vergis ik me wel.

Wanneer we echter verder willen komen met het discriminatie/agressie-onderzoek moeten we in ieder geval proberen over te schakelen naar onze rationele modus, voor zover we die hebben. Het probleem moet zakelijk en nuchter aangepakt worden.










Geen opmerkingen:

Een reactie posten