maandag 13 augustus 2018

We moeten bevooroordeeldheid openbreken




In iedere moderne, rijke landbouw-samenleving krijg je vroeg of laat een strongman (sterke man), die met een inspirerende babbel genoeg mensen achter zich probeert te krijgen. Zodra dat gelukt is, grijpt de strongman de macht en ontpopt hij zich tot een totalitaire dictator die zijn tegenstanders niet altijd even zachtzinnig het zwijgen oplegt.

Je mag dat gedrag de strongman niet al te zeer kwalijk nemen, want het is duidelijk dat de positie van strongman veel voordeel levert. Het is begrijpelijk dat mensen strongman proberen te worden. Aan het gedrag van de strongman valt dus niet veel te verklaren. Wat hij doet is begrijpelijk, logisch en -- vanuit zijn optiek -- misschien ook wel verstandig.

Wat onderzoekers lastig vonden te begrijpen, is waarom zoveel mensen zich achter de strongman opstellen. Je zou denken dat iedereen democratie en vrijheid belangrijk vindt. Iedereen zou dan met een grote boog om de strongman man heen moeten heenlopen. De strongman zou dan slechts een idioot zijn, die op een zeepkist staat te schreeuwen. Maar dat is niet wat er in werkelijkheid gebeurt. Denk aan de opkomst van Hitler en Trump.

Sommige mensen vinden het verhaal van de strongman wel gaaf. Het klinkt goed, wat hij vertelt. Hij belooft een betere toekomst. Hij gaat orde op zaken stellen. Hij zal zorgen voor welvaart. Hij zal zorgen dat het land weer groot, machtig en belangrijk wordt.

En nog belangrijker: hij zal de oorzaak van alle ellende bestrijden, de X. De reden waarom het zo slecht ging in het land zijn de X. De X zijn gevaarlijk. De X moeten verjaagd of beter nog: dood. Het is: wij of zij! Wanneer wij niet winnen, zullen we door de X overwonnen worden. Dan worden we slaven of we worden uitgemoord. Kijk uit voor de X, want die deugen niet!

Wanneer je er onbevangen over nadenkt, hebben de mensen die zich achter de strongman opstellen, het misschien helemaal nog niet zo slecht bekeken. Op het moment dat de strongman inderdaad de macht heeft, beslist hij uiteindelijk wie wat krijgt. Als aanhanger van de strongman heb je het dan snel een stuk beter dan als tegenstander van de strongman.

'Erst kommt das Fressen, und dann kommt die Moral.' Eerst komt het eten, dan de moraal. Als de strongman gaat over het eten, moet je je opvattingen aan zijn wensen aanpassen. Wiens brood men eet, diens woord men preekt.

Dit simpele principe heeft, wanneer men erover nadenkt verreikende consequenties. Vreemd genoeg werden die consequenties pas duidelijk na tientallen jaren moeizaam empirisch onderzoek. Ik loop nu echter vooruit.


Vijanden van de vrijheid

Terug naar de mensen die zich achter de strongman opstellen. Hoe moet je deze mensen omschrijven?

Fromm titelde in 1941/1942 zijn boek: Escape from Freedom, en: Fear of Freedom. Vlucht en angst voor vrijheid. Het ging om mensen die bang waren voor vrijheid.

Theodor W. Adorno, Else Frenkel-Brunswik, Daniel Levinson en Nevitt Sanford titelden hun boek in 1950: The Authoritarian Personality. De autoritaire persoonlijkheid. Men dacht dat er iets als een aanleg voor fascisme moest bestaan, men deed ook behoorlijk wat onderzoek, maar door het vage begrip 'autoritaire persoonlijkheid' werd het er allemaal niet echt duidelijker op.

Bob Altemeyer gebruikte in 1988 als titel: Enemies of Freedom: Understanding Right-Wing Authoritarianism. Het ging om de vijanden van vrijheid.

Ik denk dat deze laatste omschrijving de meest juiste is. De mensen die zich achter de strongman scharen, zoeken niet alleen veiligheid bij hem, maar bestrijden alles dat anders is. Ze zijn angstig, goedgelovig, gericht op de groep en hun leiders en zijn van nature agressief.

In een een voorgaande blogpost vestigde ik er de aandacht op, dat mensen die zich afwijkend kleden in de optiek van strongman-aanhangers gevaarlijk zijn en verjaagd of gedood moeten worden. Daar blijft het echter niet bij. Ook mensen die anders denken, behoren niet tot de eigen groep en zijn in hun optiek dus gevaarlijk. Ook zij moeten bestreden en gedood worden.

Iemand die actief nadenkt en onderzoek verricht naar de werking van fascistische systemen en daarover ook nog eens publiceert, zoals de schrijver van deze blog, is -- in hun optiek -- nog gevaarlijker en verdient hetzelfde lot. Iedereen die de vrijheid verdedigt, geldt niet alleen als tegenstander, maar is een vijand en moet bestreden en gedood.

Wie zich verdiept in de denkwereld van de strongman-aanhangers ziet dat die simpel is, maar -- vrij uitzonderlijk voor deze mensensoort -- op dit punt ook een bepaalde logica heeft. Het is 'us' tegen 'them'. Het is 'ons' tegen 'hun'. Men denkt in zwart-wit termen. Wie niet voor ons is, is tegen ons!

Wie door conflictgebieden reist, merkt dat aan de ene kant van de frontlinie precies gelijk gedacht wordt als aan de andere kant. Iedere partij ziet zichzelf als goed en de andere partij als fout, als de duivel, als iets dat vernietigd moet worden. In werkelijkheid strijden beide partijen slechts om de macht en heeft men dezelfde uitgangspunten, filosofie, denkwijze en attitude. Men spreekt dezelfde 'taal'.

Denk aan Patton en de Duitsers. Patton was een geweldige generaal, maar ook een typische ijzervreter. Met het Amerikaanse publiek lag hij soms vreselijk overhoop door zijn bruuske optreden. Maar met de Duitsers had hij na de oorlog geen enkel probleem. Ze zaten op dezelfde golflengte, ze spraken dezelfde 'taal'.

De taal van de empirische wetenschap is echter fundamenteel anders dan de propagandataal van de machtige groep. Empirische wetenschappers beschikken over een -- in de optiek van de strongman-aanhangers -- geheimzinnig vermogen. Een vermogen dat macht verschaft en dat strongman-aanhangers niet hebben. Dat maakt, in de optiek van strongman-aanhangers, empirische wetenschappers onvoorstelbaar vreemd en gevaarlijk.

Denk in dit verband aan de film 'Starship Troopers' uit 1997 van Paul Verhoeven. Dit is een film die veel van de fascistische manier van denken in beeld brengt. In de film bestrijden de Starship troopers een totaal andere levensvorm: intelligente, hoog-ontwikkelde insecten. De zogenaamde 'Arachnids'.

Het is in de film: zij of wij. Voor beide levensvormen is het Heelal te klein. Doordat de Arachnids qua uiterlijk zo fundamenteel anders lijken te zijn dan mensen, is het voor de Starship-troopers bij voorbaat duidelijk dat ze op leven en dood bestreden moeten worden.

Het voordeel van Arachnids is echter dat ze duidelijk herkenbaar zijn. Doordat empirische wetenschappers er qua uiterlijk soms bijna net zo kunnen uitzien als de strongman-aanhangers, maakt dat ze dubbel eng. Ze zien er bijna gelijk uit, maar denken in werkelijkheid totaal anders.


Waarmee trekt de strongman?

Als onderzoekers is onze eerste vraag: wie zijn de mensen die zich achter de strongman opstellen? Is het op een of andere manier mogelijk die mensen te identificeren? Op welke punten verschillen ze van de mensen die niets van de strongman moeten hebben? Wat is de factor die het verschil maakt? Wat is de X-factor?

Het antwoord op deze vraag lijkt inmiddels bekend te zijn. De strongman trekt met bevooroordeeldheid (prejudice). Mensen die vooroordelen omarmen, omarmen ook de strongman. Mensen die niets moet hebben van vooroordelen, moet ook niets van de strongman hebben.

Een eerder antwoord op deze vraag veronderstelde dat de strongman met autoritarisme zou trekken. Dat doet hij ook wel, maar daarnaast trekt hij ook nog met een tweede factor: sociale dominantie. Die twee variabelen samen bezitten de merkwaardige eigenschap bevooroordeeldheid vrijwel volledig vast te leggen. Bevooroordeeldheid is daardoor kennelijk de variabele waarmee de strongman trekt.

Aan een kant is dat prachtig nieuws: we weten nu hoe we strongman-aanhangers kunnen onderscheiden van niet strongman-aanhangers. Aan de andere kant lijkt dit ook wat teleurstellend: we zijn nu als het ware weer op het beginpunt.

Het begint allemaal met het omarmen van vooroordelen, maar dat leek in 1950 ook al duidelijk. Het idee was toen juist dat er een dieper liggende oorzaak te vinden moest zijn voor die geneigdheid vooroordelen te omarmen.

Dat resulteerde eerst in de F-schaal en tenslotte -- dankzij het stugge volhouden van Bob Altemeyer -- in de RWA-schaal voor autoritarisme. Deze schaal voorspelt inderdaad een belangrijk deel van de geneigdheid vooroordelen te omarmen.

In 1994 kwamen Felicia Pratto en Jim Sidanius met de SDO-schaal om het geloof in sociale ongelijkheid (social dominance) te meten. Vervolgens toonde Sam McFarland aan dat van de 22 tests die hij uitprobeerde om bevooroordeeldheid te voorspellen, slechts twee dat daadwerkelijk deden: sociale dominantie en autoritarisme. Bob Altemeyer repliceerde vervolgens dit onderzoek met soortgelijke uitkomsten (Altemeyer, 2006, p. 160-161).

Die twee tests samen blijken echter samen in staat te zijn de score op bevooroordeeldheid vrijwel volledig te voorspellen. Kennelijk is bevooroordeeldheid het resultaat van twee verschillende onderliggende variabelen.


Terug bij af?

Dit levert een soort probleem op. Het onderzoek naar fascisme is ooit begonnen met het idee dat er iets in de persoonlijkheid van de strongman-aanhangers moest zijn, waardoor ze zich achter hem stelden. Om het enthousiasme voor de strongman te meten, gebruikte men bevooroordeeldheid als variabele.

Inmiddels zijn we bijna 80 jaar verder (als ik uitga van 1941 als de datum waarop Fromm zijn 'idee' publiceerde) en lijken we duidelijk te hebben dat die bevooroordeeldheid wordt aangestuurd door twee verschillende variabelen, maar dat het toch echt bevooroordeeldheid is, die bepaalt of men zich achter de strongman opstelt. Het lijkt er dus op, dat we na bijna 80 jaar weer terug zijn bij af.

De ETFS (Empirische Theorie van Fascistische Systemen, hier) bestaat uit slechts 6 veronderstellingen en verklaart het ontstaan, de groei en de ondergang van moderne landbouw-samenlevingen. Wie de ETFS echter beter bekijkt, ziet dat in feite al die 6 stellingen betrekking hebben op de alfa-bètafactor, op bevooroordeeldheid. Bevooroordeeldheid is dus de centrale variabele waar alles om draait.

Het meten van bevooroordeeldheid kan ook niet echt langer een probleem zijn, omdat bevooroordeeldheid allereerst rechtstreeks te meten valt, vervolgens valt het ook nog eens te meten via autoritarisme en sociale dominantie.

Een mogelijke derde manier is het gebruik van de enige betrouwbare factor die ik handmatig uit de data van de World Values Survey (WVS) kon destilleren. Mijn idee hierbij was hetzelfde als dat van Bob Altemeyer bij de analyse van de data van de F-schaal. Voor een betrouwbare variabele zijn meerdere items nodig die onderling voldoende hoog correleren. De resulterende schaal moet een voldoende hoge coëfficiënt alfa hebben, dat wil zeggen: de gemiddelde onderlinge correlaties tussen de items van de schaal moet voldoende hoog liggen.

Altemeyer vond op die manier de drie componenten van autoritarisme: onderwerping aan de leider van de groep, bereidheid tot geweld in naam van die leider en conventionalisme/traditionalisme (het vasthouden aan tradities en gewoontes). Ik vond op die manier een collectie items die typerend leek te zijn voor geweld, oorlog en terreur.

Een vierde mogelijkheid lijkt te zijn, te kijken naar de manier waarop mensen in een cultuur denken. Scoren ze laag of hoog op de alfa-bètafactor? Een vijfde mogelijkheid is naar de sociale verschillen te kijken (de GINI-coëfficiënt).

Vermoedelijk zijn er dus nog veel meer mogelijkheden om te meten in welk stadium een cultuur of samenleving zich bevindt. Het lijkt duidelijk te zijn dat er een veelheid van meetmethodes mogelijk is.

Het enige overblijvende probleem is dan het beïnvloeden van bevooroordeeldheid of de alfa-bètafactor. Om dat met succes te kunnen doen, is het belangrijk dat we duidelijk krijgen hoe bevooroordeeldheid precies tot stand komt. We hebben een theorie of model van bevooroordeeldheid nodig.

Wanneer we verder willen komen, moeten we bevooroordeeldheid als het ware openbreken.  Hoe komt bevooroordeeldheid precies tot stand? Wat is precies het verschil tussen de alfa- en de bètareactie?









Geen opmerkingen:

Een reactie posten