zaterdag 10 februari 2024

Die zee van eindeloos gebabbel voelt niet goed!

 

Heb ik gisteren te lang gewerkt? Heb ik slecht geslapen? Ging er gisteren of vandaag iets grondig mis? Het antwoord is driemaal: nee. Waar komt dan dat onheilspellende gevoel vandaan?

Vandaag (zaterdag, 3/2/2024) heb ik na het opstaan drie kranten doorgenomen: de Volkskrant, de Trouw en het Dagblad van het Noorden. Voor mijn idee staat er op zaterdagen meestal weinig in de kranten. Het zijn overwegend roeptoeter-verhalen in de trant van 'kijk mij eens', die niet echt informatie bevatten. Vroeger zou ik vermoedelijk verzucht hebben: er stond weer niks in!

Maar het is alsof het dit keer op een of andere manier anders is. Er stond wel iets in, doordat er niets in stond. Dat wil zeggen: er stond heel veel tekst in, maar het glibberde allemaal weg. Het was alsof ik in een grote zee van eindeloos gebabbel verzeild was geraakt.

En dat maakte me bang. Dat leverde ergens diep in mijn buik het gevoel op: dit is niet pluis. Dit is foute boel! Dit gaat mis!

Lezers van kranten schijnen volgens onderzoek onder krantenlezers vooral behoefte te hebben aan goed nieuws. Want de krant staat al vol akelig nieuws, vinden ze. Althans dat wordt door journalisten beweerd. Maar ik heb geen behoefte aan 'goed' nieuws. Ik heb behoefte aan verhalen waar kop en kont aan zit. Verhalen waarbij je je iets kunt voorstellen.

Laat ik een voorbeeld geven. Gisteravond las ik in de NRC van vandaag (3/2/2024) de column van Martijn Katan. Die column was zo geschreven, dat alles glashelder was. En de strekking was simpel. PFAS is een verzameling moeilijk afbreekbare stoffen, die vrijwel overal in zitten tegenwoordig en daardoor in het milieu terecht komen en daar blijven hangen.

Maar zijn ze ook slecht voor onze gezondheid? Tot nu toe is daar geen harde evidentie voor. Moet je dit nu als wetenschapper van de daken roepen of kun je dat beter voor je houden? Als je die informatie verspreidt, heb je kans dat mensen daardoor nog gemakkelijker doorgaan met PFAS overal in te stoppen.

Katan heeft geen zin in zo'n geval zijn mond te houden, omdat je als wetenschapper nu eenmaal geen concessies kunt en moet doen aan de Waarheid. Zo vat ik zijn verhaal samen. Een duidelijk verhaal en ook een duidelijk punt. Je moet zelf kiezen of je gaat voor waarheid of een bepaald effect op je publiek. Zo simpel is het. Dat is uiteindelijk een persoonlijke keus.

Als één van die drie kranten zo'n helder verhaal had gehad, had ik gedacht: er is hoop, misschien valt het mee, er zijn meer mensen die gewoon willen weten, hoe het zit. Maar nee dus.

Aan de andere kant kun je tegenwerpen, als ik de NRC (online) iets later had gelezen, had ik dus wel een stuk gehad, dat voor mijn idee oké was en was mijn verontruste gevoel mogelijk weggebleven.

Ik weet niet of dat helemaal klopt. Ik ben blij met bepaalde verhalen en die blijf ik met de nodige moeite van tijd tot tijd ook vinden. Maar wat mijn gevoel van onbehagen oproept, is die grote omringende zee van eindeloos gebabbel.

Die grote zee betekent iets, vertelt iets over hoe de mensen in ons land in doorsnee denken. Op dezelfde manier als dat afbeeldingen op een oude vaas een archeoloog iets vertellen over de cultuur van die tijd.

Dat er nog weldenkende mensen zijn die soms een stukje mogen publiceren, is mooi en prachtig. Maar dat neemt die enorme poel van eindeloos gebabbel niet weg.

Hebben we harde evidentie dat het allemaal wel mee valt? Wat we hebben aan harde evidentie is precies omgekeerd. Zodra je gaat toetsen, schrik je. Zodra je vaardigheden gaat bepalen, schrik je. Zodra je kennis gaat bepalen, schrik je.

Denk aan een harde maat als bevooroordeeldheid (prejudice). Als het goed was, zou iedereen behoorlijk onbevooroordeeld moeten zijn. Maar dat is in de verste verte niet het geval. Als dat zo was, zouden we bevooroordeeldheid niet eens goed kunnen meten. De werkelijkheid is dat het meten al heel lang nooit  problemen oplevert. We vinden altijd een heel betrouwbare maat. Dat betekent dat er mensen zijn die heel onbevooroordeeld zijn en mensen die heel erg bevooroordeeld zijn, terwijl de meesten daar ergens tussenin vallen met een vaste waarde.

Sta ik alleen met mijn onderbuik-gevoel? De cultuur-historicus Johan Huizinga begon aan de vooravond van de Tweede Oorlog (1935) zijn boek over fascisme met deze twee zinnen: "We leven in een bezeten wereld. En we weten het." Het boek was bestemd voor hen, die wisten dat ze in een bezeten wereld leefden. Het was bestemd voor lezers die de dreiging van het oprukkende fascisme zagen.

Hannah Arendt noemde haar bundel essays in 1955: "Men in Dark Times". En dat was niet zomaar. Ze was geïnspireerd door de eerste zin van een gedicht van Bertolt Brecht uit 1939: "Wirklich, ich lebe in finsteren Zeiten!" Donkerder dan toen, leek je het in 1939 niet te kunnen krijgen, maar in werkelijkheid moest het ergste toen nog komen.

Hoe omschreef Arendt eerder de essentie van het fascisme? In The Origins of Totalitarianism (1951) volgens de Nederlandstalige Wikipedia zo: "Hierin komen [. . .] de verdwijning van het verschil tussen feit en fictie aan bod." De feiten verdwenen uit het praten en denken en opinies en slogans zonder feitelijke onderbouwing namen het over. (In feite precies wat we meten met bevooroordeeldheid.)

Huizinga, Arendt en Brecht hadden het over het opkomende fascisme in de dertiger jaren van de vorige eeuw dat vervolgens tot de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust zou leiden. We zijn nu bijna honderd jaar verder. En weer is het oorlog in Europa. En weer lijkt het net zo te gaan als toen. En weer voel je dat de tijdgeest niet oké is.

Aan de andere kant mag je mensen dat oeverloze geleuter misschien niet verwijten. Ze zitten in een cultuur en in een samenleving waar het babbelen hoog in het vaandel staat en men neerkijkt op helder en zindelijk denken. Wanneer krijg je als normale leerling of student nog oefening in helder en goed denken?

Via de mail kreeg ik net de laatste peiling van de politieke verhoudingen in ons land binnen. De PVV van Wilders scoort nu een percentage dat overeenkomt met 50 van de 150 zetels in de Tweede Kamer. Een derde van de Nederlandse burgers stemt met de onderbuik en laat zich door populair gebabbel op sleeptouw nemen.

Ik zou willen dat mijn onderbuikgevoel onterecht is, maar voorlopig ben ik daar nog niet zo zeker van.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten