zaterdag 4 februari 2023

Mensen die het zeker weten, maar niets blijken te weten. Het soortenmodel levert de verklaring

 

Laatst bijgewerkt: 16/2/2023 om 1.19

 

Het artikel in PLOS Biology (https://journals.plos.org/plosbiology/article?id=10.1371/journal.pbio.3001915) trok nogal de aandacht in de media. Zo kwam de Volkskrant op 25/01/2023 met een stukje getiteld Bevlogen wetenschapsscpticus blijkt eigen kennis vaak schromelijk te overschatten. Ook elders (ik dacht Nu.nl) zag ik een stukje staan.

Wat me in die stukjes opviel, waren de onbevredigende verklaringen die men vervolgens voor het verschijnsel probeert aan te dragen. Men komt op de proppen met het Dunning-Kruger effect. Iets dat fraai klinkt, maar in werkelijkheid eigenlijk niets voorstelt.

Wie het artikel in PLOS Biology erbij pakt, ziet dat de onderzoekers eigenlijk niets nieuws hebben gevonden en verder ook niet goed begrijpen, waarom ze gevonden hebben, wat ze vonden. En dat maakt het geheel voor deze blog weer interessant.

Wat hebben de onderzoekers gevonden? De samenvatting van het artikel verheldert op dit punt niet al te veel. Maar de inleiding maakt het behoorlijk duidelijk:

"... it is commonly found that lower factual knowledge is associated with more negative attitudes (for meta-analysis see [3]). A mooted mechanistic explanation for the association between negativity of attitude and lack of textbook science knowledge is a fear of the unknown [3]. It has, however, been recently reported that those opposing genetic modification (GM) technology as applied to food [4] and vaccines [5], while having low levels of understanding of the science (objective knowledge), nevertheless report that they do understand the science (subjective understanding). The same has most recently been reported for a diversity of well-evidenced science issues [6], as well as for anti-establishment voting patterns [7 Er ]. This accords with earlier evidence that what people think they understand about a subject is related to attitude towards that subject [8,9]. That the overconfident—those whose self-assessed understanding exceeds their factual knowledge—are more prone to negative appraisals of science suggests that a fear, disgust, or distrust of what they believe to be the case [...] underpins their attitudinal position."

 

Eigenlijk gaat het dus om twee verschillende soorten mensen, die men gevonden heeft. De ene soort heeft daadwerkelijk veel kennis van het onderwerp, de andere soort heeft niet veel kennis van het onderwerp, maar beide soorten schatten zelf hun kennis hoog in. In het ene geval is dat terecht, in het andere geval niet.

De verklaring is simpel. Als docent statistiek kreeg ik vrijwel ieder jaar studenten, die zich beklaagden over het cijfer. De ene groep vond het cijfer veel te laag, want men wist zeker dat men de stof volledig beheerste. Men had die zelfs vaak uitgelegd aan mede studenten. De andere groep vond het cijfer eigenlijk te hoog. Men was er natuurlijk blij mee, maar men had zelf het sterke gevoel de stof toch nog niet helemaal perfect te snappen. Er waren nog steeds punten, die men graag beter zou willen snappen.

De ene groep studenten focuste op de sociale feedback van mede studenten. Ze scoorden sociaal met hun uitleg en dachten daarom, dat ze de stof perfect beheersten. De andere groep studenten werkte zelfstandig het boek door aan de hand van opgaven, die je zelf kon nakijken met behulp van de antwoorden achterin. Eigenlijk moet je dan niet zeggen 'werkte', maar 'ploeterde'. Want sommen maken is naar hedendaagse maatstaven eindeloos veel werk, dat niet echt op schiet. Je moet geduldig zijn, je moet kritisch zijn op jezelf. Je moet niet te snel tevreden zijn.

Afgaande op deze informatie had ik dus twee soorten studenten. De studenten die er op los kletsten en de studenten die eenzaam ploeterden. Als je echt sommen maakt, merk je dat het gemakkelijk fout kan gaan. Je schat je eigen kunnen daardoor niet al te enthousiast in.

Het verschijnsel dat de onderzoekers van het PLOS-arikel gevonden hebben, kun je verklaren door uit te gaan van twee soorten mensen. De ene soort focust op sociale feedback, de andere soort focust op harde feedback.

Is er meer evidentie op dit punt? Studenten die het TAVAN-programma deden voor schrijfvaardigheid gingen zichzelf gemiddeld niet positiever inschatten, maar wel realistischer. Studenten die het traditionele programma volgden, dachten dat ze beter gingen schrijven, maar in werkelijkheid was dat niet het geval.

Ook hier is de verklaring weer simpel. Het TAVAN-programma werkt met korte opgaven en harde feedback. Je antwoord is goed of fout. Verder houdt het een score bij, studenten wisselen die scores uit en leren op die manier dat ze of heel goed zijn, of gemiddeld, of slecht. Ze krijgen dus een beter idee over hoe ze scoren ten opzichte van de rest van de groep. Dat de hele groep in doorsnee vooruit gaat, maakt daarbij niet uit. Ze gebruikten dus de TAVANN-score om zichzelf te vergelijken met de rest.

Het resultaat van de onderzoekers sluit ook aan bij wat Asch eerder al vond. Sommige mensen kijken vooral naar de andere groepsleden (eigenlijk: luisterden); andere mensen kijken naar wat er echt te zien valt, dus naar de harde werkelijkheid.

Het grote punt voor deze blog is natuurlijk: dit resultaat bevestigt het soortenmodel. Volgens het soortenmodel hanteren mensen twee verschillende denksystemen. In de bètacultuur moeten uitspraken kloppen met de harde werkelijkheid. In de alfacultuur moeten uitspraken kloppen met de opvattingen van de groep en de leiders daarvan. Of een uitspraak klopt of niet, wordt in dat geval beoordeeld aan de hand van sociale feedback.

Het PLOS-artikel levert daarmee via totaal andere onderzoekers en via een totaal andere methode bevestiging op voor de twee culturen hypothese van het soortenmodel en daarmee voor het soortenmodel. 






 

 

 

 

 

 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten